Ook in 2023 blijven het voor burger dure tijden
We gaan in economisch opzicht een mager jaar tegemoet. De groei valt nagenoeg stil, een recessie ligt op de loer. Het inflatiemonster is nog lang niet uitgeraasd, waardoor de koopkracht onder druk blijft staan.
De Europese Commissie onderstreepte het onlangs in de herfstramingen: de vooruitzichten zijn met „uitzonderlijk grote onzekerheid” omgeven. We raken daar overigens langzamerhand aan gewend. Getalsmatige prognoses komen doorgaans niet precies uit, de toekomst laat zich nu eenmaal moeilijk exact voorspellen. Maar de laatste jaren wordt als gevolg van onvoorziene en ingrijpende gebeurtenissen de betrouwbaarheid van de berekeningen wel erg zwaar op de proef gesteld.
Zo konden de cijfers voor 2020 al snel na 1 januari de prullenbak in. Corona greep om zich heen en gooide alles overhoop. Voor 2021 maakte het verdere verloop van de pandemie met bijbehorende lockdowns het beeld uiterst ongewis. Vervolgens haalde in het bijna verstreken 2022 de inval in Oekraïne een streep door alle vooraf opgestelde projecties. Ter illustratie: „De verwachting is dat de prijzen van energie en grondstoffen in de loop van volgend jaar weer gaan dalen”, schreef directeur Pieter Hasekamp van het Centraal Planbureau (CPB) twaalf maanden terug. En niet alleen hij huldigde die opvatting. We weten inmiddels hoe het ging. Niet de analyses waren verkeerd, maar de omstandigheden pakten heel anders uit. Voor 2023 plaatst de oorlog en de energiecrisis, met name de beschikbaarheid en de prijs van het gas, analisten en rekenmeesters voor veel vraagtekens.
Corona
Als we terugblikken zien we dat in de voorbije lente zich in ons land een krachtig herstel aandiende na alle verstoringen onder invloed van Covid. Dankzij die opleving zal de economische groei over het gehele kalenderjaar tot rond de 4 procent reiken. Al met al veroorzaakte het virus per saldo weinig schade. De omvang van het bruto binnenlands product (bbp), de optelsom van wat we met z’n allen verdienen, ligt al lang weer boven het niveau van voor de uitbraak ervan.
Maar sinds afgelopen zomer remt de bedrijvigheid af. Dat schoot in het derde kwartaal door naar, ten opzichte van het vorige, een krimp van 0,2 procent. Wellicht draait het voor de laatste drie maanden –we krijgen half februari daarover uitsluitsel– eveneens uit op een negatief resultaat. In dat geval zouden we inmiddels in een recessie verkeren, want daarvan spreken we bij minimaal twee achtereenvolgende kwartalen van teruggang.
De lijn van een geen of slechts een magere groei wordt voorlopig voortgezet. Daarover verschillen de schattingen van gerenommeerde instellingen en grote banken niet. Het CPB dacht op Prinsjesdag voor 2023 nog aan een plus van 1,5 procent. Latere prognoses van andere zijden zijn allemaal pessimistischer, met percentages in de buurt van slechts 0,5.
De stemming binnen de economie is somberder geworden. Het consumentenvertrouwen tikte in oktober zelfs een laagste stand ooit aan sinds het begin van de metingen in 1986. Dure energie en levensmiddelen plegen een aanslag op de portemonnee en de stijgende rente bezorgt huizenkopers en investeerders hogere lasten. Dat alles tempert de bestedingen.
Oververhit
Toch hebben we niet het gevoel van een echte recessie. Dat woord doet veelal denken aan faillissementen, het schrappen van banen en een stijgende werkloosheid. Daar valt nu weinig van te merken. Integendeel, iedereen hoort om zich heen van personeelstekorten en schaarste aan allerlei materialen. Bedrijven zullen hun werknemers niet snel ontslaan, want ze hebben die waarschijnlijk op een later moment, bij een opwaartse fase van de conjunctuur, hard nodig. De huidige situatie lijkt meer op die van een oververhitte economie: te veel vraag in verhouding tot de capaciteit. Voor de arbeidsmarkt komt enige afkoeling dan ook niet ongelegen.
Maar een vertraging van de groei betekent wel dat er minder valt te verdelen. Dat stelt de overheid, als zij haar begroting en schuldpositie op orde wil houden, voor pijnlijke keuzes, waarbij bezuinigingen en lastenverzwaringen als opties niet buiten schot zullen blijven. De tijd van schijnbaar onbegrensde compensatie bij problemen, met allerlei regelingen voor het bedrijfsleven tijdens corona en met in 2023 een prijsplafond voor energie, eindigt een keer. Daarover laat minister van Financiën Sigrid Kaag geen misverstand bestaan. Het wordt ongetwijfeld een spannend onderwerp in de politieke discussie in 2023.
Koopkracht
Hetzelfde geldt voor inflatie en koopkracht. De verdere gang van zaken op die punten raakt iedereen in zijn budget. Het tempo van de geldontwaarding zal afnemen, we mogen hopen dat we na de 14,5 procent in september de piek zijn gepasseerd. Maar de ontsporing is hardnekkiger dan verwacht. De meeste analyses houden het voor 2023 op zo’n 4 à 5 procent. Daarbij speelt een puur statistisch effect een belangrijke rol: de komende tijd valt de vergelijking met twaalf maanden geleden gunstiger uit doordat de prijzen juist toen volop in de lift zaten. Maar het nu geraamde niveau is nog altijd het dubbele of meer van de 2 procent die fungeert als beleidsdoelstelling van de centrale bank.
Wat betreft de koopkrachtontwikkeling zet het CPB voor een doorsnee huishouden in op een daling van ongeveer 4 procent over het geheel van 2022 en 2023. Dat cijfer zegt uiteraard weinig over een individuele situatie. Die is voor iedereen verschillend, afhankelijk van bijvoorbeeld hoeveel extra loon iemand ontvangt en hoe het zit met het contract met de energieleverancier.
Eén ding staat bij alle ongewisse factoren op economisch vlak wel vast: de dure tijden behoren zeker niet tot het verleden. De inflatie schakelt naar een lagere versnelling, maar dat betekent niet dat de prijzen dalen, ze stijgen alleen minder hard. Al met al gaat de burger bepaald niet met een zonnig perspectief het nieuwe jaar in.