In het lied ”Ik kniel aan uwe kribbe neer” sta je in verwondering bij een voerbak
Kerst is het feest van de verwondering: over wat God heeft gedaan in de zending van Zijn Zoon. Een oud lied van Paul Gerhardt bezingt wat er gebeurt als je stil bij de kribbe staat, en kijkt naar het Kind.
Het lied ”Ik kniel aan uwe kribbe neer” behoort tot de meest geliefde kerstliederen. Dat zit ’m in de tekst, die op een intieme manier diepe waarheden vertolkt over het heil dat het Kind belichaamt. Het zit ’m ook in de melodie van Johann Sebastian Bach –een van de weinige die we van hem hebben–, die op een of andere manier heel fraai past bij de inhoud van dit gezang.
In de Nederlandse liedboeken komt dit gezang meestal voor in een versie met drie strofen. Met de zin ”hoe heerlijk zijn uw stralen”, waarbij de melodie heerlijk naar boven klimt, besluiten we ons gezang. Niet wetend dat de oorspronkelijke auteur bij die strofe nog maar net op stoom gekomen is en nog elf verzen verder zingt.
„De oorspronkelijke auteur is bij onze laatste strofe nog maar net op stoom gekomen en zingt nog elf verzen verder”
Bekende gezangen
Die auteur is de Duitse predikant-dichter Paul Gerhardt (1607-1676), die aanvankelijk als privéleraar in Berlijn werkzaam is en later als luthers predikant in Mittenwalde, Berlijn en Lübben werkt. Al in zijn tijd als privéleraar is hij actief als dichter, want in die periode verschijnen zijn eerste liederen. Het is de Berlijnse cantor Johann Crüger die de teksten van Gerhardt de wereld in stuurt, doordat hij ze opneemt in de verschillende edities van zijn bundel ”Praxis Pietatis Melica” (De praktijk van de vroomheid in liederen).
Maar liefst 139 liedteksten laat Gerhardt na. Daaronder zijn zeer bekende gezangen, zoals ”Hoe zal ik U ontvangen”, ”O hoofd vol bloed en wonden” en ”Beveel gerust uw wegen”, maar ook teksten die niemand meer gebruikt. Zijn lied ”Ich steh an deiner Krippen hier”, dat voor het eerst in 1653 in de bundel van Crüger staat, behoort tot de populaire klassiekers: het wordt talloze malen in bundels opgenomen en ook in diverse talen vertaald.
Tegenstellingen
In het oorspronkelijke lied bezingt Gerhardt in vijftien strofen hoe een ik-figuur verwonderd bij de kribbe staat en het pasgeboren Kind aanspreekt en toezingt. U, Kindje, bent mijn Leven. Neem mijn gaven aan: mijn hart, ziel en gemoed, laat het U welgevallig zijn.
In schrille contrasten bezingt de dichter het heil van Kerst: U was er al toen ik nog niet geboren was, en U wordt nu geboren. Ik lag in een diepe doodsnacht, maar U bent de Zon die mij het licht brengt. Voordat ik voor U kon kiezen, koos U al voor mij.
Het lied wordt heel intiem, op de manier waarop middeleeuwse mystieke liederen de lichaamsdelen van de Heiland bezingen. Gerhardt vraagt het Kind of hij Zijn mondje mag kussen, bezingt de handjes van de Baby, kijkt naar de oogjes die op hem gericht zijn. En dan, in vervoering: zo’n Kind hoort in een gouden wieg te liggen, en niet in een voerbak! En: weg met dat stro, ik zal bloemen en viooltjes halen, die moeten het bedje van het Kind zijn. En witte lelies wil ik op de oogjes leggen.
Maar nee, het Kind vraagt niet om roem en aards geluk. Het komt hier om te lijden, om in mijn plaats armoede en ellende te dragen, zodat ik de heerlijkheid ontvang. Van die plaatsvervanging wil ik het Kind niet afhouden.
Gerhardt eindigt heel devoot, met een teer gebed: Mag ik U, Kindje, bij en in mij dragen? Sta me toe dat ik Uw kribje ben. Het kan niet: U bent de Schepper, ik maar stof en aarde; ik kan geen goede gastheer zijn. Maar U bent toch een goede Gast, Die nog nooit iemand afgewezen heeft die graag U ziet?
„Men vindt de taal wat al te mystiek, de beelden wat al te plastisch”
Te plastisch
Het is begrijpelijk dat rond 1900, als dit lied voor het eerst in Nederlandse vertalingen verschijnt, niet het complete gedicht wordt overgenomen. Men vindt de taal wat al te mystiek, de beelden wat al te plastisch. Vandaar dat in veel Nederlandse versies slechts drie coupletten terugkomen – de strofen 1, 3 en 4 van het oorspronkelijke lied. Soms worden nog een paar extra verzen meegenomen, zoals in de variant die in het ”Gezangboek van de Evangelische Broedergemeente in Nederland” uit 1968 staat (zie ”Ik kniel aan uwe kribbe neer”). Daarin is als vijfde couplet de intieme een-na-laatste strofe meegenomen: met de vraag of mijn hart Zijn kribbe mag zijn.
Gerhardts gedicht wordt de eeuwen door op verschillende melodieën gezongen. Als Crüger het in 1653 voor het eerst publiceert, krijgt het lied de melodie die we nu kennen van het lied ”Het duurt niet lang meer tot de tijd”. Zo wordt ”Ich steh an deiner Krippen hier” ook in Bachs ”Weihnachts Oratorium” gezongen. Maar juist Bach maakt even later bij Gerhardts lied een nieuwe melodie die het lied in ons land blijvend zal vergezellen: degene die we nog altijd zingen. En die past wel heel goed bij de tekst van het lied zoals we dat nu gebruiken.
Intussen is het goed het oorspronkelijke lied van Gerhardt nog eens op te diepen. Om met de dichter verwonderd bij de voerbak te staan. Kijkend naar het Kind Dat ons wil vullen met Zijn vreugde.