De uitgestrekte parkeerterreinen aan de rand van het vestingstadje Elburg zijn grotendeels leeg. Boven de winkelstraten brandt kerstverlichting, maar in de meeste winkels is het donker. De straten zijn bijna uitgestorven. Maar op het kruispunt van de twee hoofdwegen van de Hanzestad glipt zo nu en dan een klant viswinkel Van Triest in.

Met mondkapje voor, bedrijfsschort om en een vlijmscherp mes in de hand maakt Albert haringen klaar. Dat is de taak van de eigenaar. Het eerste uur als viswinkeleigenaar is bijna achter de rug. Een vijftiger met mondkapje stapt naar binnen. „Goedemorgen”, groet Albert. „Een makreel”, zegt de klant. Albert pakt de vis zorgvuldig in. „Dat wordt dan 4,35 euro, alstublieft.” De man telt het geld uit. „Dankjewel en tot ziens.” Ter groet steekt de man z’n verse vis op.

„Een beetje spannend is het ondernemen wel”, geeft Albert toe. En het toeristenseizoen in de zomer, als het aantal klanten kan verviervoudigen, is nog te ver weg om zich daar druk over te maken. Het spannende vindt Albert dat hij nu zelf de olie in de frituur moet verwisselen, de vitrine moet inrichten en de machines moet onderhouden. „Ik heb iets meer aan mijn hoofd.” Over de klandizie maakt hij zich geen zorgen. „De Elburgers blijven kopen, dat had ik al wel gezien voordat de vraag kwam of ik de zaak wilde overnemen.” 

„Moet de peper voor of na het bakken op de bokking”, vraagt de vader van Albert aan de ondernemer. Vader Jan Post helpt zijn zoon met het opstarten van de zaak. „Ervoor”, weet Albert. Hij heeft twee jaar vakantiewerk gedaan in deze winkel. En sinds september doet hij de tweejarige opleiding tot verkoopmedewerker vis en visspecialist aan de mbo-vakschool SVO in Zwolle. Op maandag, als de winkel dicht is. 

In de zomervakantie vroeg de baas van Albert of hij de winkel niet zou willen overnemen. Jan-Aart van Triest en zijn vrouw wilden het wat rustiger aan gaan doen. „Hij zag dat ik het leuk vond en talent heb”, zegt Albert. De oud-leerling van de Pieter Zandt had zich al ingeschreven voor de opleiding junior accountmanager aan het Hoornbeeck. In de laatste dagen van de vakantie week hij alsnog uit naar de visopleiding aan de SVO.

 

Vislucht

Alberts ouders, eigenaars van cateringbedrijf Oma’s Verse Friet, namen de zaak over. De winkel staat op naam van Alberts moeder. „Officieel is Albert bij ons in loondienst, maar hij is gewoon de baas hier”, zegt ze terwijl ze op de computer in het kantoortje achter de viswinkel een wasmachine opzoekt die ze wil aanschaffen voor de viskleding. „Vis stinkt nog erger dan friet.” „Valt wel mee”, vindt Albert. „Je moet gewoon je winkel goed schoonhouden. De vislucht aan m’n handen ruik ik inmiddels niet meer.”

De winkeldeur zwaait weer open. „Kan ik u helpen”, vraagt Albert de klant. „Dat hoop ik wel. Mag ik een keer drie haringen en een keer twee haringen?” „Natuurlijk, uitjes erbij?” „Graag.” „Had u anders nog iets gewild” informeert Albert terwijl hij een zak met uitjes afsluit. „Nee, dank je.” Dat wordt dan 9 euro, alstublieft.” Even later loopt de man met vijf visjes de winkel uit. Om het pakketje met twee haringen heeft Albert een elastiekje gedaan. „Dan weet u ook meteen in welk pakket drie haringen zitten.”

 

Loempia’s

Deze eerste week helpen Alberts ouders de winkel op te starten. Want niet alles blijft hetzelfde als toen Van Triest nog de scepter zwaaide. Albert maakt zelf visloempia’s en legde die naast de haring, zalm en krabsalade in de vitrine. „De vorige eigenaar verkocht geen maaltijden. Ik nu wel, ik ben benieuwd of klanten daar blij mee zijn. De forse loempia zit bomvol tonijn en groente, echt hartstikke lekker.” Ook de sauzen maakt Albert zelf. Samen met zijn vader heeft hij geëxperimenteerd in de keuken. „Een schepje van dit, een snufje van zus. De ravigotesaus die we hebben ontwikkeld voor bij de kibbeling is echt heerlijk. Niet zo mayonaiseachtig, maar heel fris. Veel lekkerder.”

Vanaf volgende week staat Albert soms alleen in de winkel. Z’n ouders zullen de eerste jaren wel regelmatig blijven langskomen. Al is het maar om de haring te leveren die vanuit de diepvries thuis in Oldebroek naar Elburg moet. „Die krijg ik niet mee op de fiets”, zegt Albert. „En ik ben nog te jong voor een rijbewijs.”