De hachelijke situatie vond plaats in het stadje Pau, aan de voet van de Pyreneeën. Ik had toen al tien uur in de bus geschommeld. Dat eerste deel van de busreis ging niet over rozen.

Bij het instappen doet verrassing één zich voor. Op mijn ticket staat dat stoel 14d, naast het raampje, de mijne is. Ik loop het gangpad helemaal af, maar stoel 14d is nergens te bekennen. „We hebben een andere bus. Ga maar ergens zitten”, beantwoordt de chauffeur mijn vragende blik. Er zijn inmiddels nog maar twee lege plekken.

Mijn voedsel­voorraad bestaat uit een bijna volle zak pinda’s, achttien koekjes en vijftien plakken ontbijtkoek.

Ik heb de keuze uit een zetel naast een dikke meneer of een dito mevrouw. Mijn onderbuik zegt dat ik voor de laatste optie moet kiezen. Die keuze blijkt niet heel gelukkig. Mevrouw puft, zweet en verspreidt een tamelijk doordringende geur. Maar ja, zweten doe ik ook na een zware fietstocht naar Nijmegen en een dag in het warme Parijs.

Toch hoop ik dat de vrouw bij een van de eerste haltes de bus verlaat. Ineens zie ik een puntje van een ticket uit haar tas steken. Ik veins kriebel aan mijn teen te hebben, buig voorover om te krabben en kan zo een blik op het ticket werpen. Parijs-Madrid, staat er in koeienletters op. Helaas. Dat wordt een lange zit.

De airco in de bus heeft het zwaar. Het wordt maar moeilijk koeler. En dat merkt mijn buurvrouw ook. Ze klaagt over de hitte. Aanvankelijk in het Frans, maar als ze doorheeft dat ik haar niet versta, gaat ze op handen en voeten over. De bewegingen bevorderen helaas de verspreiding van lichaamsgeuren. Dus maak ik snel duidelijk dat ik haar begrijp.

Is het dan louter doffe ellende in de bus? Nee. Ik ontdek bijvoorbeeld dat er onder mijn stoel een stopcontact zit. Een paniekaanval vanwege bijna lege batterijen is daarmee afgewend. Daarnaast wordt het leed dat ik niet uit het raampje kan kijken gecompenseerd door het voordeel dat mijn steltformaat benen in het gangpad kunnen liggen.

Bij een tankstation halverwege Frankrijk is het pauzetijd. De geur van croissants die in de pomp­winkel hangt, maakt me dol. Mijn hongerige maag begint langzamer­hand mijn hele denkwereld over te nemen.

De man aan de andere kant van het gangpad besluit tot mijn verdriet de kettingzaag aan te slingeren.

Vanwege mijn krappe budget veroorloof ik mezelf geen versnapering. Ik probeer zo lang mogelijk rond te komen van mijn eigen voedsel­voorraad. Die bestaat echter nog slechts uit een bijna volle zak pinda’s, achttien koekjes en vijftien plakken ontbijtkoek. De tros bananen die zaterdag mijn koffer in ging, was maandag­middag al in puree veranderd. Hij zat gelukkig in een plastic tasje, zodat mijn overige bagage gespaard is gebleven. Nadat ik met een lepeltje nog wat puree naar binnen heb gewerkt, heb ik de rest weggegooid.

Terwijl mijn medepassagiers zich tegoed doen aan verse broodjes, sla ik een handje pinda’s achterover. Daarna snel de bus in, want de chauffeur houdt niet van wachten.

De nacht valt. Slapen in deze bus lijkt niet haalbaar. Alles rammelt en piept. En als ik even wegdommel, besluit de man aan de andere kant van het gangpad de kettingzaag aan te slingeren. Op den duur vraag ik me af of de bus rammelt vanwege hobbeltjes in het wegdek, of vanwege het gesnurk van mijn buur.

We rijden door het prachtige Spaanse landschap als de zon opkomt. Om 8.45 uur staat de bus in Madrid geparkeerd.


In 3 dagen, met 30 stuks bagage en 300 euro op zak hemelsbreed 3000 kilometer afleggen. Lukt dat? Redacteur Chris Klaasse waagt deze zomer een poging. Deel 5.