Met enkele tips van evangelist Johan Krijgsman op zak (zie”Evangelist Krijgsman: Altijd goed en groot van God spreken”) trekken de leerlingen in groepen van tien het zonovergoten Amsterdam in. In tweetallen zullen ze mensen gaan aanspreken.
„Ik heb er zin in” zegt Hanneke van tevoren over de straatgesprekken. „Het is je voorgeschoteld wat je allemaal moet zeggen, maar nu ga je het echt zelf doen.” Sarieke weet haar aanpak al. „Je moet niet met argumenten komen, dat kan bedreigend overkomen.”
In de hoofdstad blijken in ieder geval genoeg kandidaten rond te lopen voor een gesprekje. Drommen mensen winkelen in de Kalverstraat. Ondertussen strooit een draaiorgel zijn melancholische klanken rond. In de straatjes wisselen walmen met wietlucht, van banket en van gebraden vlees elkaar af.
Op de Dam wemelt het van de toeristen. Ze maken selfies voor de gedenknaald of voor het paleis. Een tweetal artiesten probeert voorbijgangers geld uit de zak te kloppen met hun lugubere tenue van Magere Hein (personificatie van de dood) – inclusief zeis.
„We gaan op zoek naar de volgende prooi.”
Doelwit
Op de Dam kiezen Marieke en Johanneke hun eerste doelwit uit: een oude dame met een parmantig hoedje. Ze lijkt alle tijd te hebben voor een gesprekje. Toch kijkt het tweetal elkaar weifelend aan. Hoe moeten ze het gesprek beginnen? Precies op het moment dat ze het erover eens zijn, houdt de vrouw het voor gezien en vertrekt. Helaas.
„Die meneer”, wijst Marieke. Johanneke: „Nee, dat wordt niets, hij kijkt nu al op zijn horloge.” Een volgend persoon is zo in gedachten verzonken dat hij zich wezenloos schrikt als de meiden beginnen te praten.
Ook daarna volgt weinig succes. De ene persoon loopt zonder op of om te kijken door, een andere schudt zonder één woord te zeggen zijn hoofd, en een derde mompelt afwijzend.
De meiden keren terug bij een groepje medeleerlingen. Het blijkt minder eenvoudig dan gedacht om mensen aan te spreken met de vraag of ze geloven in God of in leven na de dood. Tenminste voor veel jongelui. Anderen hebben meer succes.
Atheïst
Zo verloopt het vlot bij Erwin en Willianne. „We hebben er al een stuk of vier gehad”, vertelt de eerste. Gretig: „We gaan op zoek naar de volgende prooi.” Niet veel later hebben ze beet: een Engelse toerist. De man blijkt agnost te zijn. „Ik voel wel dat er iets is.” Een volgende toerist komt er direct voor uit dat hij atheïstisch is. „Mijn vrouw is katholiek en gaat naar de kerk. Maar voor mij is het onmogelijk te geloven.”
„Ik geloof”, zegt de man met het sikje. „Niet in een bepaalde god."
Vervolgens moeten een paar veiligheidshandhavers aan Erwins enthousiasme geloven. Ze hebben eigenlijk geen tijd voor vragen en verwijzen door naar een persvoorlichter. Uiteindelijk wil een van hen toch een persoonlijke vraag beantwoorden. „Ik geloof”, zegt de man met het sikje. „Niet in een bepaalde god. Maar er is iets. Noem het zo: de barmhartige. Die ons geschapen heeft, die ons leven geeft.”
De leerlingen steken de trambaan over naar het plein voor het Paleis op de Dam. Daar treffen ze een paar Ierse meiden. Ze zijn rooms-katholiek. Een diepgaand gesprek ontvouwt zich. Over kerkgang, kerkverlating, de rol van opvoeding. Of ze geloven in een hemel en een hel? Daar blijken de meiden nog nooit over nagedacht te hebben. „Misschien dat jullie er nu over na gaan denken”, oppert Erwin.
Drempel
Waarom de straatgesprekken hem gemakkelijk afgaan? Erwin: „Ik praat graag en vind het totaal niet erg om met vreemden een gesprek te beginnen. Mijn drempel is laag.” Willianne grinnikend: „Jouw drempel ligt inderdaad een heel stuk lager dan die van mij.”
Terugkijkend op de gesprekken merkt Erwin dat veel mensen wel in iets geloven. „Daar zie je de ingeschapen godskennis. Verder viel het me op dat er zo enorm veel toeristen zijn.”
Hanneke en Sarieke kijken positief terug op hun gesprekken. „Het wemelt hier van de rooms-katholieken”, vertelt Sarieke. Hanneke: „Een vrouw deed zelfs een schietgebedje voor ons. Ze vond ons dapper.” De dames stelden voorbijgangers telkens dezelfde vraag, over wat Pasen voor hen betekende. „Er antwoordden er nog best veel met „de opstandig van onze lieve Heer.” „Maar anderen kwamen niet verder dan „paaseitjes!” vertellen de dames.
En juist dat is ook het doel van deze gesprekken legt godsdienstdocent Harry van Dam uit: „Leerlingen in aanraking laten komen met de leefwereld van andersdenkenden. Zoals een van de leerlingen het verwoordde: „Je weet wel dat mensen anders denken, maar nu hoor je het gewoon.” En dat was voor die leerling best schokkend.”
Evangelist Johan Krijgsman:
Altijd goed en groot van God spreken
In het kader van het vak apologetiek (verdediging van het geloof) gaat 6 vwo van het Van Lodenstein College in Amersfoort jaar in jaar uit naar evangelisatiepost Bij Simon de Looier van de Gereformeerde Gemeenten in Amsterdam. Havisten voeren straatgesprekken in Utrecht.
Voordat de leerlingen de stad introkken, kregen ze van evangelist Johan Krijgsman nog stof tot nadenken aan de hand van 1 Petrus 3:15: „Zijt altijd bereid tot verantwoording aan een iegelijk die u rekenschap afeist van de hoop die in u is.”
Krijgsman: „Dat is dus dag en nacht, op school en in het gezin, straks met je werk of je studie. Dus niet zomaar zo nu en dan, maar altijd verantwoording afleggen. Altijd goed en groot van God spreken. Dat moet wel liefdevol en tactvol gebeuren. Je moet niet als een soort marsmannetje boven iemand gaan staan. Pas ervoor op dat je je niet beter voelt."
"Je moet niet als een soort marsmannetje boven iemand gaan staan."
"En wat zou jij antwoorden als iemand zegt: „Ik heb nog nooit een seintje, een mailtje van boven gekregen, dat Hij bestaat.””
De leerlingen namen wat folders en Johannes-evangelies mee. „Maar”, aldus docent Van Dam, „die hoeven ze niet per se uit te delen, het gaat er vooral om dat ze in gesprek durven te gaan met anderen.”
Extra foto's