Het is bijna twaalf uur. Uit alle lokalen komt geroezemoes, maar de deuren zijn nog dicht. De aula blinkt van leegheid en de tafelvoetbaltafel geniet van een welverdiende pauze.
De digitale klok bij het kantineloket telt de seconden af tot twaalf uur. De bel klinkt. Deuren slaan open, voetstappen klinken, leerlingen rennen de trappen af, op naar de kantine.
Joyce (14), Corinda (14) en Christianne (13) zitten op het podium te kletsen. Ze willen best even over de naamgever van hun school praten. „We hebben het met muziek over hem gehad”, zegt Joyce. „Hij leefde in 1600 of zo”, zegt Corinda. Joyce: „Calvijn was tegen het orgel en noemde dat satans fluitkast.”
Even verderop zit en hangt een groepje met voornamelijk 13-jarigen op de stoelen. Het zijn Francina, Anne, Rosanne, Chabeli, Noa, William, Wilhelm, Tjeerd, Adriaan en Ardjan. Chabeli heeft het hoogste woord. „Calvijn was een goeie man”, zegt ze met pretlichtjes in haar ogen, terwijl ze er overtuigend bij knikt. „Hij was een vriend van Luther en schreef psalmen.” Wanneer hij leefde? Daar heeft de groep slechts een vaag idee van. „1800!” roept er één. Maar ook „1200”, „3000 jaar geleden” „en miljarden jaren terug” komen langs.
Francina: „Vroeger mocht in de kerk alleen in het Latijn gezongen worden door monniken. Calvijn vertaalde de psalmen zodat iedereen ze kon zingen.”
Of ze zijn naam weleens hebben horen noemen in de kerk? Tjeerd en Adriaan schudden hun hoofd. Verontschuldigend lachend kijken ze elkaar aan. „We gaan dan ook naar een roomse kerk”, grappen ze.
Joost (15) zit aan het andere eind van de kantine. Hij ziet kans wat nieuwe informatie over Calvijn op te lepelen, terwijl zijn vrienden hem bemoedigend op de schouder slaan. „Hij was, net als Luther, een van de beginners van de Reformatie. De denkwijze tussen Luther en Calvijn verschilde echter nogal. Calvijn woonde in Genève. Daar heeft hij het meest gewerkt.” Hoe hij zulke dingen weet? „We hebben op de basisschool uitgebreid kerkgeschiedenis gehad. En was het pas niet het Calvijnjaar?”
Zijn vrienden brengen het er minder goed van af. Menno (16) weet slechts zeker dat Calvijn een man was. Een ander weet dat er een conciërge is die Johannes heet, maar geen Calvijn. „Moest Calvijn niet op het schavot en vluchten?” doet Jochem (16) een duit in het zakje. Ook Ardjan (15) doet verwoede pogingen om met nieuwe informatie te komen en wrijft driftig met zijn hand door zijn blonde krullen. Tevergeefs.
De bel klinkt. Zo snel als de leerlingen twintig minuten geleden de aula kwamen binnengestormd, zo snel zijn ze nu ook weer verdwenen. Een enkele corveeër blijft achter om de vloer aan te vegen.
Locatiedirecteur Terlouw is aangenaam verrast als hij hoort hoeveel sommige leerlingen van Calvijn weten. „Deze locatie heette voorheen de Ds. Smytegeltschool. Over die naam hadden de leerlingen misschien wat minder kunnen vertellen.”
De school schenkt geen bijzondere aandacht aan zijn naamgever, behalve dan bij speciale gelegenheden. „Zoals het Calvijnjaar. Toen is er schoolbreed aandacht voor hem geweest met lesbrieven en wedstrijden. Er is zelfs een groepje leerlingen naar Genève geweest.”
Wat hij zelf met Calvijn heeft? „Ik heb zijn ”Institutie” thuis. En ik gebruik zijn verklaring regelmatig voor een dagopening.”
-
Puntuit gaat langs bij alle zeven reformatorische scholen voor voortgezet onderwijs in een zoektocht naar het verhaal achter de naam van de school. Waarom heet de school zo? En weten leerlingen wat de naam betekent? Volgende week deel 3.
-
Johannes Calvijn (1509-1564)
Johannes Calvijn, die eigenlijk Jehan Cauvin heette, leefde tijdens de Reformatie. Calvijn was acht toen Luther met zijn 95 stellingen kwam. Johannes Calvijn was slim en studeerde graag. Al op zijn 27e kwam de eerste versie van zijn beroemde ”Institutie” uit. Vervolgens reisde hij naar Genève, waar hij predikant werd. Rond 1538 werd hij verbannen uit die stad, trok hij naar Straatsburg en trouwde hij. Kort daarna ging hij weer terug naar Genève, opnieuw als predikant. Calvijn had grote invloed op Genève en het kerkelijk leven van die tijd. Aan Calvijn hebben we nog steeds een groot deel van onze kerkelijke organisatie en theologie te danken.