Dat kregen 224 leerlingen van de Pieter Zandt in Kampen maandag te horen tijdens het symposium ”Bijbelvertalen in wereldwijde context”.

In 1859 talen is er nog geen Bijbel. Zelfs in Europa is Gods Woord in nog 43 taalgroepen niet vertaald, vertelt Marieke Daudey van Wycliffe Bijbelvertalers Nederland. Maar er is hoop, vertelt ze. Elk jaar gaan er zo’n zeventig vertaalprojecten van start. Dat betekent elke vijf dagen een. „Als het in dit tempo doorgaat, maakt jullie generatie nog mee dat de laatste Bijbel wordt vertaald”, zegt ze tegen de leerlingen.

Wycliffe zal niet stoppen voordat alle mensen een Bijbel hun eigen taal hebben. „Iedereen de Bijbel in de taal van z’n hart. Op die manier voldoen we aan de zendingsopdracht van de Heere Jezus.”

De leerlingen skypen ook rechtstreeks met André en Dorien Kamphuis. Deze oud-leerlingen van de Pieter Zandt doen Bijbelvertaalwerk in Tanzania. Als de videoverbinding tot stand komt, wordt er over en weer gezwaaid. „Ik zie heel veel rode shirtjes”, zegt André. Hij doelt op de kledingcode van 6 vwo, dat de schoolperiode afsluit. André vertelt dat hij in zijn examenjaar tot geloof kwam en een duidelijke roeping kreeg om voor de Afrikaanse kerk te werken. Maar dat bleek niet eenvoudig: „Ik kon geen fatsoenlijke zin in het Engels of Duits aan elkaar breien. Laat staan in het Frans. Ik zag het niet zitten.” Uiteindelijk kon hij toch als vertaalconsulent aan de slag. Een les voor de leerlingen.

Worsteling
Tijdens een elftal workshops komen vertaalwerk en de worsteling om zuiver én verstaanbaar te vertalen dichterbij. Soms kruipen leerlingen in de huid van een Bijbelvertaler.

Bij ”Een toontje hoger!” doet Constance Kutsch Lojenga de moeilijkheden van toontalen uit de doeken. „Soms is taalonderzoek nodig. Want niet alle talen hebben een alfabet.” Constance wappert met een papier met tekens en plaatjes. „Dit is een alfabet voor een stam in het Afrikaanse oerwoud. Er is tot voor kort nog nooit in geschreven.”

In een toontaal kan één woord totaal verschillende betekenissen hebben. Een sprekend voorbeeld is het woord ”na” in het Attié uit Ivoorkust. Afhankelijk van de toonhoogte betekent het: braakliggend terrein, kam, schoonvader, vrucht of vet. „Je kunt het woord dan niet zo laten. Hoe schrijf je het zo op dat mensen niet hoeven te raden naar de betekenis?” De oplossing kan zijn: dakjes en accentjes op de klinkers plaatsen.

In een ander lokaal buigen Hidde en Maarten (5 vwo) zich over de Statenvertaling. Hidde: „Het is opvallend is dat ze gebruik hebben gemaakt van verschillende oudere vertalingen.” Maarten: „De Statenvertaling is bij Psalm 32:3 en 4 vrijwel letterlijk de Marnixvertaling. Af ten toe ontbreekt er een voegwoordje of een letter.”

Bultbeesten
Bij een derde workshop gaan leer­lingen aan de slag om Markus 1 te vertalen in het Laaglands uit Papoea. Hoe vertaal je kameel, sprinkhanen, dopen, woestijn als mensen in Papoea zich daar niets bij voor kunnen stellen? Vertaal je kameel als bultbeest? Een groepje leerlingen geeft Johannes de Doper een „harige profetenmantel” in plaats van een „kamelenharen mantel.” „Een heel goede”, zegt vertaalconsulent Paulus-Jan Kieviet, „jullie hebben echt gekeken naar de achterliggende functie van de mantel.”

Femke en Pieter uit 5 vwo vinden het vertalen van onbekende woorden lastig. „Je kunt niet voor elk woord een uitgebreide omschrijving geven.” Pieter: „Dan krijg je een bladzijde per vers.” Femke vindt het symposium erg interessant. „De sprekers zijn mensen die zelf vertalen. Later wil ik zelf ook wel iets in het buitenland gaan doen.”

Bij de workshop kleitabletten maken gaan de handen uit de mouwen. Veel van het schrift uit de tijd van de Bijbel is op kleitabletten overgeleverd. Spijkerschrift blijkt minder eenvoudig na te maken dan gedacht. Die voorvaders waren zo gek nog niet. „Dit krijg je niet onder de knie”, verzucht iemand. Een kleitablet wordt verfrommeld en opnieuw gerold. Dan maar letters natekenen in plaats van inkepingen maken. „Een pijltje, met een pijltje, met een pijltje. Dat is eigenlijk spijkerschrift.” De eerste letter van de eerste zin van de Bijbel krijgt vorm.

Examenkandidaat Guido (6 vwo) weet ook wel raad met een kleitablet. Hij heeft een boodschap voor de docenten. Niet in spijkerschrift, maar in gewoon Latijns schrift. In koeienletters schrijft hij: „We gaan jullie missen.” Een nieuwe toekomst ligt voor bij de scheidende vwo’ers. Een toekomst als Bijbelvertaler?