Ik heb altijd een beetje onwillig tegen al die mensen gestaan die aan je mouw trekken omdat ze geld nodig hebben. Of omdat ze een paar vragen willen stellen.

Totdat ik er zelf stond. Ik had het geluk dat ik mensen niet aan hun mouw hoefden te trekken. Iedereen trok míj aan mijn mouw. Aan mijn zwart-wit mouw, om precies te zijn. Daarbij zakte mijn zwart-wit gestreepte shirt opzij, waardoor mijn zwart-wit gestreepte broek wat beter zichtbaar werd. „Hé boef, ben je ontsnapt uit de gevangenis?”

„Nee mevrouw, maar mag ik wat vragen stellen?”

Makkelijke manier om aandacht te trekken, zonder irritaties op te wekken. Helemaal zeker ben ik van het laatste niet want menig persoon keek me aan alsof ik echt ontsnapt was. Maar dan wel uit een gevangenis voor ’zwakken’. Want wie gaat er nu zo bijlopen? Zelfs al is het voor een stichting.

De imitatie van gevangene was blijkbaar zo goed dat mensen meer zeiden dan nodig was. En soms schokte dat mij. Ik voelde dubbel mee met de gevangenen. Want hoe kan een christen zijn naaste de eeuwige straf toewensen! Men zou absoluut geen geld geven. De gevangenen verdienen het niet. Misschien bedoelen ze het niet zo hard. Maar mensen, het geld is niet voor een nog betere gevangenis dan ze al hebben. Het is niet voor een breedbeeld televisie. Nee! Het geld wordt gebruikt voor bijbels. Is het al zo erg gekomen dat we ze dat ook niet gunnen?

En de mensen die thuis achterblijven. Hoe zwaar kunnen zij het hebben! Gunnen we hen ook niet een klein beetje? Of laten wij, als christen, hen delen in het lot van hun familielid?

Ik ging nog even een rondje lopen. Niemand die naar je kijkt. Even een vreemd gevoel.

„Hallo, doen jullie voor vijf euro mee om kleur in het leven van een kind te brengen?”

Even de gebruikelijke aarzeling. Eigenlijk ben ik bijna blut. Maar dan zie ik mezelf lopen in mijn boevenpakje; „Geef het foldertje maar mee, dan zal ik thuis even kijken.” Zij gaan ervoor.

Er moet toch iemand voor gaan?