DEN HAAG - Honderden hoogwaardigheidsbekleders herdachten maandag in een bijzondere verenigde vergadering van de Staten-Generaal prins Bernhard. Plaats van handeling was de Ridderzaal, een passende locatie om stil te staan bij het leven van de geridderde prins.

Het podium met de koninklijke troon, waarnaast Bernhard zo vaak als prins-gemaal zijn plaats innam tijdens Prinsjesdag, blijft leeg. Eromheen staan rijen stoelen, allemaal gericht op de plaats waar de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer zullen gaan zitten. Rond twaalf uur stroomt de zaal langzaam vol. Kamerleden, ministers van Staat, leden van de Raad van State, gouverneurs van de Nederlandse Antillen, kabinetsleden en vele anderen laten zich na binnenkomst hun gereserveerde plek wijzen. Ook vertegenwoordigers van de organisaties waaraan de prins tijdens zijn leven nauw verbonden was, zoals het Wereld Natuur Fonds en het Prins Bernhard Cultuurfonds, ontbreken niet.

De kleding is stemmig grijs, antraciet of zwart, op een enkele uitzondering na. De zaal is aangekleed met boeketten witte rozen, de bloem uit het wapen van Bernhards familie Van Lippe-Biesterfeld. Televisiecamera’s zijn overdekt met zwarte doeken.

Het programma is sober. Een drietal toespraken, van de voorzitters van de beide Kamers en van premier Balkenende, voorzien van een muzikale omlijsting door het Residentie Blazerensemble. Dat speelt muziek van Mozart, Richard Strauss, Dvorák en -na een minuut stilte aan het eind van de bijeenkomst- het Wilhelmus.

De Lockheed-affaire, die zo lang een schaduw over het leven van de prins legde, komt vanzelfsprekend ook aan de orde in de speeches. Alleen Tweede-Kamervoorzitter Weisglas neemt het woord ”Lockheed” in de mond. Eerste-Kamervoorzitter Timmerman-Buck en premier Balkenende verwijzen slechts naar het jaar 1976. Dat jaar is in het leven van de prins als knooppunt van internationale contacten en zakelijk talent een breekpunt geworden, memoreert Timmerman-Buck. „De prins heeft zich moeten voegen naar wat de ministeriële verantwoordelijkheid vereist.”

Balkenende benadrukt vooral de manier waarop Bernhard uit de moeilijke periode is gekomen. „Hij hoopte de gelegenheid te behouden het land te dienen en mede daardoor het vertrouwen te herstellen. Die gelegenheid heeft de prins gekregen. En hij heeft daar op indrukwekkende wijze gebruik van gemaakt. Door de energieke manier waarop prins Bernhard na 1976 zijn werk in dienst van onze samenleving heeft voortgezet, heeft hij het vertrouwen hersteld. Dat getuigt van een sterk karakter en van doorzettingsvermogen. Wie na een zo moeilijke periode zo sterk terugkomt, verdient groot respect.”

Kritiek blijft in de toespraken zo goed als achterwege. Over de doden immers niets dan goed, is bij deze gelegenheid het devies. De prins was „een symbool van onze nationale soevereiniteit, voorbeeld in inspiratie voor Engelandvaarders”, aldus Weisglas. Bernhard „hechtte aan vrijheid, maar niet alleen voor zichzelf”, stelt Timmerman-Buck. „Prins Bernhard: de tirannie verdreven, den vaderland getrouwe.” De prins was „een getalenteerde, eigenzinnige man, die ademde met zijn hart. Zo heeft hij gesproken, zo heeft hij gehandeld, zo heeft hij geleefd.”

Premier Balkenende vertelde dat hij de prins tijdens hun laatste gesprek vroeg naar de mooiste dag van diens leven. „Zonder aarzeling antwoordde hij toen: „De dag van ons huwelijk.”” Bernhard doorstond tientallen operaties, aldus de minister-president. „Zijn vitaliteit kwam voort uit puur plezier in het leven. En uit het gevoel dat zijn werk hier er nog niet opzat. Nu is dat werk gedaan. En het werk was goed. Het leven van prins Bernhard was een vruchtbaar en voldragen leven.”