DEN HAAG - Een vlieger pur sang die wist waar hij het over had. Dat was prins Bernhard in de ogen van prof. B. A. C. Droste, decaan aan de TU Delft en oud-bevelhebber van de Koninklijke Luchtmacht. Droste was voorzitter van het comité dat het eerbetoon aan de prins organiseerde bij zijn vijftigjarig vliegersjubileum in 1991. „Hij was een inspirator voor de luchtvaartwereld.”
Droste maakte de prins voor het eerst mee toen hij in de jaren ’70 als jachtvlieger diende bij de luchtmacht. „De contacten waren toen nog oppervlakkig. Hij kwam wel eens op bezoek op Gilze-Rijen, de basis waar ik toen was gelegerd.” Vanaf ongeveer 1990 werden de contacten intensiever, zeker toen Droste in 1996 bevelhebber der luchtstrijdkrachten werd, een functie die hij tot begin 2000 uitoefende. „De prins liet zich regelmatig op de hoogte stellen van de gang van zaken bij de luchtmacht. Jaarlijks kwam hij op het hoofdkwartier in Den Haag, waar hij dan werd bijgepraat. In 1999, na afloop van het Kosovo-conflict, is de prins bij ons op bezoek geweest. Diverse vliegers die boven het voormalige Joegoslavië actief zijn geweest, hebben hem toen bijgepraat. Ik bewaar daar goede herinneringen aan. Ondanks zijn hoge leeftijd toonde hij zich zeer terzake kundig.”
Het indringendste contact met de prins had Droste bij Bernhards’ vijftigjarig vliegersjubileum in 1991. Daarvoor kwamen op de vliegbasis Soesterberg tal van vrienden met de prins bijeen. Bovendien waren er tientallen vliegtuigtypen aanwezig waarmee de prins in onder meer de oorlogstijd had gevlogen. Droste: „Ik was vanuit de luchtmacht bij de organisatie betrokken. Het was een van de zeldzame keren na de Lockheed-affaire dat de prins zich weer in het uniform hees. Dat lijkt me veelzeggend. Het eerbetoon deed hem echt goed. En ook prinses Juliana maakte dat destijds nog zeer bewust mee.”
Als piloot was Bernhard volgens Droste een natuurtalent. „Vliegen was voor hem de vervulling van een jongensdroom. Naar mijn mening zijn er twee soorten vliegers. De ene droomt er van jongs af aan van, weet dat te verwezenlijken en vliegt tot op hoge leeftijd door. De andere vliegt beroepsmatig en houdt er na zijn werkzame leven mee op. De prins behoorde duidelijk tot die eerste categorie.”
De rol van prins Bernhard bij handelsmissies moet volgens Droste ook niet worden onderschat. „Hij was nooit te beroerd om met Fokker-vliegtuigen op verkooptournee te gaan. Dat heeft meermalen echt orders opgeleverd. Hij was een natuurtalent. Vliegers konden met hem op niveau van gelijkwaardigheid spreken. Dat heeft hem veel goodwill opgeleverd.”
De Lockheed-affaire vormde volgens Droste een „enorme knik” in het leven van Bernhard. Het stond de prins echter niet in de weg om de contacten die hij met militairen had, warm te houden. „Hij bleef ook daarna veel in gesprek met veteranen, maar ook met actief dienenden. Een speciale band had hij met het 322 squadron, tegenwoordig een F-16-eenheid van de vliegbasis Leeuwarden. Hij maakte in de Tweede Wereldoorlog de oprichting nog mee. Tot zeer recent werd de nieuwste versie van de squadronmascotte, een roodstaartpapegaai, nog voorgesteld aan de prins. En ook met het 320 squadron van de marineluchtvaartdienst, dat ontstond in de oorlog, onderhield Bernhard contacten.”
Hoewel de prins tot begin jaren ’90 actief bleef vliegen, zat hij meestal in de cockpit als tweede vlieger. Onder anderen naast Martin Schöder, oprichter en oud-directeur van luchtvaartmaatschappij Martinair, tijdens een jaarlijkse precisievliegwedstrijd. „Ze behaalden vaak goede resultaten.” In zijn hart bleef Bernhard echter een voorliefde houden voor snelle eenpersoonsjachtvliegtuigen, aldus Droste. „Hij vloog in de jaren ’80 nog eens met een F-16. Als je dat op je tachtigste doet, moet je wel echt van vliegen houden.”
Dit is de eerste aflevering van een serie interviews met mensen die prins Bernhard persoonlijk hebben gekend. Morgen deel 2.