Het oversteken van de jaargrens doet iets met je. Een oud jaar dat gaat, een nieuw jaar dat komt. De winter is op de helft, de agenda is leeg, je kunt weer opnieuw beginnen. En het gevoel dat nu alles anders zal worden, laat zich niet wegdrukken.

Omdat ik uit ervaring echter heel goed weet dat op 2 januari het nieuwe er weer af is, voelt dat nieuwe jaar voor mij altijd een beetje als het eerste pak sneeuw in de winter. Het is mooi als je ernaar kijkt, maar als je erin gaat lopen, is het direct bedorven. Heb je eenmaal je schoen in de witte poeder gezet, dan is het niet nieuw meer. Niet gaaf.

Daarbij is er rond de feestdagen aan het einde van het jaar zo’n circus opgetuigd dat je er direct na de zomer al tegenop kunt zien. De heisa begint als de mare gaat dat Sinterklaas scheep is gegaan in Spanje. Om een beetje in de stemming te komen, leggen winkeliers tegenwoordig in september al pepernoten in de winkel en zijn de kerstkaarten in de aanbieding voordat de wintertijd is ingegaan. Ik wacht nog op de dag dat je vakantiekaarten voor de zomer kunt kopen in december en kerstkaarten in juli.

Na sinterklaas komt Kerst. Het volksfeest dat de jaren door een steeds dunner en kleiner christelijk jasje aan heeft gekregen. Ieder jaar wordt de groep mensen die niet meer weet om Wie het met kerst gaat, groter. Kerst is een gezelligheidsfeest. In de folders dan. In werkelijkheid kan het bijna niet anders dan tegenvallen. Het echte leven haalt het niet bij de reclames. Die reclamemakers houden er geen rekening mee dat ook tijdens de feestdagen het gewone leven doorgaat. Of dat juist dan dat gewone leven stukbreekt in ziekte of dood.

Als Kerst voorbij is, wordt alom geprobeerd de stemming er nog even in te houden tot de jaarwisseling. De kapotte lampjes in de kerstverlichting worden vervangen en opnieuw overspoelt een golf van hebberigheid het land. In de file voor de kassa in de supermarkt en bij de bakker. Oliebollen, appelflappen, vuurwerk.

Klokke 12 barst het geweld los. Gillende keukenmeiden, duizendklappers, vuurpijlen. Kurken knallen, klokken luiden. Buren die elkaar een heel jaar amper gesproken hebben, vallen elkaar als dierbare vrienden om de hals. „De allerbeste wensen, hè?” en de blik gaat al weer naar de volgende die gekust moet worden.

Voetzoekers worden ontweken, oren worden toegestopt voor de laatste knaller van de buurman op de hoek die op deze avond van zijn vrouw ook weer even mag laten zien dat hij eigenlijk altijd een jochie is gebleven. Hij glimt van opgetogenheid; zij staat enigszins chagrijnig voor het raam. De soep staat koud te worden en waarom komt hij nu niet binnen? Kinderen huilen, honden blaffen en het wil maar niet rustig worden.

En dan is het nieuwjaarsmorgen. Je moet de eerste stap doen en je weet dat de nieuwigheid er direct af is. En dat er niets veranderd is sinds gisteren. Omdat je jezelf meegenomen hebt de jaargrens over.

Wat de toekomst brengt, weten we niet. We weten wel Wie hem brengt. En dat maakt het nieuwe jaar toch heel anders dan dat eerste pak sneeuw in de winter.

OFER