”Bidden kan ik het beste op de viool”. De kop van een artikel dat ik uitknipte. Het vertelt het levensverhaal van een gymnasiast die priester wil worden, maar afknapt op het seminarie, door de zieke sfeer daar. Een periode van godsverduistering volgt, maar hij hervindt zijn geloof. Na een studie sociologie en allerlei banen, „altijd in de buurt van het geloof en de kerk”, begeleidt hij nu diaconale pastores en vrijwilligers „richting de noden van de samenleving.”

Daarnaast is deze man, inmiddels 60, straatmuzikant. Op Hoog Catharijne in Utrecht en in Arnhem. Als elfjarige zat hij op les, de viool bleef altijd in z’n buurt. „Muziek, merk ik steeds, is een fenomeen dat iets heel onverwachts tevoorschijn tovert; de mensen zijn er niet op bedacht, allemaal druk-druk, en dan staat daar ineens zo’n muzikant. Voor mij vertegenwoordigt spelen op straat ook iets van de vrijheid en de blijheid van het Koninkrijk Gods, van de verlossing.” We hebben het wat mij betreft dan wel over de betere musicus…

Aan hem moet ik denken als we -druk-druk, zó vanuit een werkdag vol stress- in de stilte van een concertzaal belanden. Een sopraan nodigde ons uit voor haar eindexamenconcert. In vijf jaar tijd ontwikkelde haar stem zich van een fraai, klein geluid tot een indrukwekkend instrument. Haar klasse, dat kan ik nu vast verklappen, werd beloond met een 9,5. Dan kan ze in de tweede fase die haar nu wacht, toch nog een beetje groeien, vindt de examencommissie.

We zijn halverwege het programma. ”Scena e Preghiera - Giusto Ciel!”, recitatief en aria uit de opera ”L’assedio di Corinthe” van Gioacchino Rossini, de Italiaanse componist die in krap twintig jaar bijna veertig opera’s schreef. Het verhaal speelt zich af in Griekenland dat, op Korinthe na, is veroverd door de Turken. Giusto Ciel! Genadige Hemel! Een laatste gebed om barmhartigheid, terwijl de vijand op de poorten van de stad beukt.

Links op het podium klinkt ingetogen de vleugel. Pal ervoor klaagt de cello. In een halve cirkel om de kandidate, zij als enige in het licht, staat een vrouwenkoortje. De sopraan: „Giusto Ciel! che piangendo, che gemendo implorar la tua pietà. We kunnen enkel nog huilend, jammerend om Uw barmhartigheid smeken.” De vrouwenstemmen vallen bij: „Giusto Ciel! La tua clemenza, Giusto Ciel, ponga temine al soffrir. Moge Uw clementie, genadige Hemel, een einde maken aan ons lijden.”

Muziek is een fenomeen dat iets heel onverwachts tevoorschijn tovert, zegt de straatmuzikant. Ik kan het beamen. Kippenvel, tranen in m’n ogen. De onaardse zuiverheid van de muziek geeft een overrompelend geluksgevoel, een ervaring van volmaakte schoonheid. Om me heen houden de luisteraars collectief de adem in. Louter deze instrumenten, die zuivere, smekende stem. Waar woorden allang betekenisloos zijn geworden, gaat deze muziek verder, veel verder. In zo’n geval schiet beschrijven altijd tekort.

Thuis zwerft het knipsel over de violist op m’n bureau. De muziek was een reddingsvlot in zijn leven. „Zonder dit instrument was ik ten onder gegaan. Dat klinkt misschien pathetisch, maar aan de muziek heb ik in al mijn ups en downs ontzettend veel gehad. Ook in mijn religieuze beleving. Bidden en mijn religieuze gevoelens tot uiting brengen kan ik het beste op de viool.” Ik kan hem helemaal volgen.

MAX