De planken voor de ramen zijn weg en het dak is gerepareerd. De haan boven op de toren glanst triomfantelijk. De oude, vertrouwde kerk, waar de geslachten kwamen en gingen, waar ze baden en zongen, is prachtig gerestaureerd. De houten buitendeuren staan uitnodigend open. Maar de glazen schuifdeur in de deuropening maakt al direct duidelijk dat er iets niet pluis is. Het lijkt nog wel een kerk, maar het is een kantoor.
Achter de schuifdeuren ligt de hal. Zwarte natuursteen op de vloer. Witte wanden. Links een paar hippe, felrode stoelen. Rechts een balie met daarachter een aardige receptioniste die tuurt naar een flatscreen. Ja hoor, ik mag even kijken. Als ik maar nergens aan kom.
In de hoge kerkzaal zijn drie etages aangebracht, met in het midden een atrium waar het orgel staat. Als je de trap naar de middelste ruimte beklimt, heb je vol zicht op het instrument. De pijpen glanzen alsof er niets veranderd is. Bijna een eeuw hebben ze gezongen. En de gemeente zong mee. Nu zwijgen ze. Want de kerk is geen kerk meer, maar een kantoor. En de gemeenteleden verhuisden naar een moderne kerk elders in de stad.
Ik loop aarzelend door de ruimte. Kijk omhoog naar het mooie, glanzend gelakte houten plafond. Zie hoe de zonnestralen door de gerestaureerde glas-in-loodramen worden gefilterd. Licht dat breekt op de designbureaus van de computerdeskundigen die deze kerk sinds kort bevolken.
De orgelkast moest blijven staan van de Rijkdienst voor de Monumentenzorg. De blaasbalg is weggehaald, maar de speeltafel en de orgelbank zijn er nog.
Daar, onder het orgel, stond de preekstoel. Ook weg. In de vergaderzaal beneden is de deur naar de vroegere consistorie nog in gebruik. Alleen leidt hij niet naar de consistorie, maar naar een aan de kerk vastgebouwd kantoorgebouw.
Slikken en strak naar het orgel kijken. Dan kun je de illusie nog even in stand houden. Zondag komt de dominee weer en de organist en de gemeente. De droom valt in scherven als ik me omdraai, naar de galerij die er niet meer is.
Geen dominee, geen koster, geen gemeente. Maar de klok kan nog steeds beieren, bevestigt een directielid. En het uurwerk op de toren loopt net zo precies als de atoomklok in Frankfurt waarmee het in verbinding staat. Nee, zelf is de directeur niet gelovig opgevoed. Maar hij kan zich wel voorstellen dat mensen het emotioneel moeilijk vinden in deze ruimte te werken. „Maar is het niet respectvol gerenoveerd?”
Ja, buitengewoon respectvol. Even respectvol als een grafsteen die je restaureert, maar die wel een monument op een dodenakker blijft. Net als dit gebouw eigenlijk een grafmonument is. Nee, natuurlijk kan die manager dat niet helpen. De narigheid zit veel dieper dan dit softwarebedrijf, de architecten en de monumentenzorg.
Langzaam loop ik terug naar de hal, draai me om en kijk strak naar het orgel. Als je maar lang genoeg kijkt, beginnen de pijpen weer te zingen. Net als vroeger. En de gemeente valt in. De zang zwelt aan. Vol klinkt het. Een tussenspel, het orgel juicht. De organist grijpt in het volle werk, tilt de schare met een onzichtbare hand op en stuwt de gemeentezang door de ruimte.
„Mooi, hè?” zegt de receptioniste vriendelijk. Ik knik enthousiast. En realiseer me dan pas dat we allebei iets anders bedoelen.
OFER