Deze column vind je vandaag op De Achterkrant van het Reformatorisch Dagblad.


Hoelang is het geleden dat m’n voorouders hun gevoeg deden op een poepdoos buitenshuis? Veertig jaar. Sluit ik m’n ogen, dan kan ik de geur van die plaats oproepen. Voor een kind uit een stadse twee‑onder‑een‑kapwoning was het er meer eng dan vies. Eng omdat het dolgedraaide sluithoutje onverhoeds voor de deur kon lopen. Dan zat je opgesloten tot ze je hoorden of misten.

Smerig was de lucht in dat hokje in de boomgaard niet. Vooral een aroma van hout en door de zon beschenen teer. Wat bezoekers achterlieten, viel in een ton. De beschaving van toiletpapier had die van oude kranten op dat moment al verdrongen. Een paar keer per jaar werd het vat geleegd. Volgens mij ging de inhoud gewoon op de mestvaalt. De biologische kringloop op z’n kortst.

Tijdens de voorstelling zorgden wind en tocht voor de verspreiding van mogelijke dampen. De kieren in de houten wanden of bij de deuropening waren zo wijd dat je ’s winters wel erg snel klaar was. Het enige wat echt goor was, waren op zomerse dagen de vliegen die naast het gat zaten waarop jij had plaatsgenomen. M’n oma haalde periodiek een doek met groene zeep over de houten zitplank en dat was dat.

Voort schreed de beschaving. We schrijven 2005 en de poepdozenpraktijk is verder weg dan ooit. Nagenoeg elke burger zit riant op z’n toiletpot die loost op het riool. Uiteindelijk resteert zuiveringsslib dat wordt gestort of verbrand. Weinig voorzieningen bleken zo’n zegen voor de volksgezondheid als het rioolstelsel. Je ziet het niet, maar ondertussen werkt het magnifiek. Voor extra frissigheid kwamen spoelblokjes in zwang. Voor nog geen euro te koop, navullingen voor half geld.

Zoals voor meer goedwerkende verworvenheden geldt: de mensheid ziet altijd weer kans om door te slaan, om te overdrijven, zichzelf te ridiculiseren. Op mijn bureau zwerft een toiletverfrisser, onlangs toegestuurd door een fabrikant die het zicht op de werkelijkheid volledig is kwijtgeraakt. Onderzoek toont aan, zegt hij, dat het toilet een „belangrijk visitekaartje” is waarbij reinheid en frisse geur een eerste vereiste zijn. Oké, tot zover niets op tegen. Ik merk ook graag zo weinig mogelijk van m’n voorganger.

Maar dan. „De moderne consument verwacht echter meer en zoekt naast kwaliteit ook een trendy design.” Dat zal dan ook wel weer onderzocht zijn. Het resultaat van de „creatieve samenwerking” tussen een toiletverfrisserboer en een grote naam uit een Italiaanse designstal is een plastic windsurfer op een surfplank met zeil. Hoera! „De Bref WC FreshSurfer brengt design in uw toilet.” Let wel: met vijf hoofdletters. Ook de keuze voor een windsurfer is natuurlijk geen toeval. „De FreshSurfer staat immers voor een golf van frisheid en fun in het toilet.”

Een golf van fun in m’n toilet, ik moet er niet aan denken. „Twee varianten in opvallende kleuren, met de exotische parfums pompelmoes en tropicale.” Voor de liefhebber: die laatste geur is een combinatie van kiwi, ananas en kokosnoot. Daar krijg ik ernstig uitslag van. Van dit soort flauwekul. Vanaf eind oktober ligt het geval in de winkel, voor de adviesprijs van 3,29 euro. Da’s erg duur, voor zo’n onzinding aan de rand van je closetpot. We zijn in elk geval gewaarschuwd.

Goed dat m’n oma dit niet meer heeft hoeven mee te maken.

MAX