Er zijn van die foto’s die je niet meer van je netvlies krijgt. Zo verging het mij toen ik op een buitenlandpagina van het Reformatorisch Dagblad een foto uit Israël zag met daarop twee mannen die de confrontatie met elkaar aangaan.

Niet in die zin dat ze met elkaar aan het vechten zijn. Nee, deze mannen doen het heel anders. Ze hebben hun gezichten heel dicht bij elkaar gebracht en kijken elkaar indringend aan. Verder niets. Het is een visuele krachtmeting.

Links op de foto een Israëlische militair. Niet al te groot van stuk. Scherpe gelaatstrekken. Letterlijk tot de tanden gewapend. Met het allermodernste oorlogstuig dat er momenteel in de wereld te krijgen is. Helm op, volle bepakking.

Rechts een Palestijnse jongeman. Hij is bijna een kop groter dan zijn tegenstander. Fors, ongewapend. Hij blikt neer op de militair die omhoogkijkt. De grote vraag die de foto opwerpt is: wie geeft deze krachtmeting het eerste op? Wie wint het?

Wie het wint als het op een echte confrontatie aankomt, is namelijk geen vraag. Dat is natuurlijk de Joodse soldaat. Ondanks dat hij kleiner is, spettert zijn superioriteit bijna van de krantenpagina af.

David en Goliath? Nee. Daarvoor is de soldaat veel te zwaar bewapend. Dit is meer Jakob en Ezau.

Broedervolken die elkaar het leven maar al te vaak onmogelijk maken.

Broeders die bang voor elkaar zijn. Want de militair weet dat veel van zijn collega’s omkwamen doordat zo’n Palestijn -net zo’n vent als er hier tegenover hem staat- zich bij een checkpoint opblies. En de Palestijn weet dat deze Joodse militairen niet terugdeinzen voor het gebruik van hun geavanceerde wapens als ze denken dat dat nodig is.

Broeders die elkaar wantrouwen. Omdat de een iets heeft waarvan de ander vindt dat het hem toekomt.

Jongens zijn het. Geen oude mannen die al decennialang haat voor elkaar in hun hersens hebben opgeslagen. Het zijn jonge mannen die zeven jaar geleden misschien nog wel samen uitgingen in Ramallah. Voor de uitbraak van de tweede intifada, in 2000, was dat namelijk het toppunt van hip zijn in Israël. Joden die op vrijdagavond naar een Palestijnse stad reden om er samen met hun Arabische leeftijdsgenoten wat te drinken. Maar dat is helemaal voorbij.

Hoe het afgelopen is, daar bij dat checkpoint, vertelt de foto niet. Hoelang hebben die kerels zo tegenover elkaar gestaan? En wat zal de Palestijn gedaan hebben waardoor de soldaat hem zo confronterend tegemoet treedt? Of is de soldaat gewoon gespannen en vertrouwt hij daarom niemand die vanuit de Westelijke Jordaanoever Israël in wil? Of is hij misschien een arrogante kwast die geen gelegenheid voorbij laat gaan om duidelijk te maken wie het hier nu eigenlijk voor het zeggen heeft? Die alles doet om de Palestijnen te vernederen?

Vragen en geen antwoorden. Maar dat maakt de foto juist subliem. Het is een plaatje, een momentopname van twee volken die niet met elkaar kunnen leven maar dat toch moeten. Volken gepersonifieerd in twee mannen, jongens eigenlijk nog. Een grote jongen en een kleinere jongen. Een forse, stoere bink en een tengere, slimme knul. Een meerdere en een mindere. Ezau versus Jakob.

OFER