Kerry zei er zeker van te zijn dat op 21 augustus chemische wapens zijn ingezet en dat alles erop wijst dat de regering van president Bashar Assad de boosdoener was. De ‘moord op vrouwen, kinderen en onschuldige omstanders’ noemde Kerry ‘onvergeeflijk’. „Deze internationale norm kan niet zonder gevolgen worden geschonden”, waarschuwde hij.

De Amerikaanse minister van buitenlandse zaken leek met die woorden nog dreigender dan voorheen te schermen met ingrijpen - wellicht zelfs gewapenderhand. President Barack Obama noemde de inzet van chemische wapens in Syrië vorig jaar een ‘rode lijn’, die niet ongestraft kan worden overschreden.

Het regime-Assad en de opstandelingen betichten elkaar van de veronderstelde gifgasaanval, maar volgens Kerry wijst alles in de richting van de regering. Die beschikt immers over chemisch wapentuig, kan er raketten mee uitrusten en had het gemunt op precies die plaatsen die vorige week zijn getroffen, aldus Kerry.

Dat de Syrische regering een slecht geweten heeft blijkt volgens Kerry wel uit haar pogingen de sporen uit te wissen. Hij beschuldigde Assad ervan VN-inspecteurs vijf dagen lang buiten de deur te hebben gehouden terwijl zijn troepen het gebied bombardeerden om belastend bewijsmateriaal te vernietigen. „Zo gedraagt een regering die niets te verbergen heeft zich niet.” Dat Damascus de VN-onderzoekers uiteindelijk toeliet kwam volgens Kerry ‘te laat, en te laat om nog geloofwaardig te zijn’.

Opnieuw stipte Kerry aan dat het niet alleen de moordpartij zelf is die om ingrijpen schreeuwt, maar vooral ook het gebruikte moordwapen. Hij zinspeelde erop dat het beteugelen van de verspreiding van chemische wapens een zaak is die de wereld, en zeker de VS, aangaat. Volgens waarnemers kan die redenering mogelijk dienen om optreden tegen Syrië zonder mandaat van de verdeelde Veiligheidsraad van de VN te rechtvaardigen.