-

Dina verloor haar vader

Het huis in Syrië waar Dima (10) met haar gezin woont, wordt in 2012 compleet verwoest door een raket. Dima’s ouders besluiten met Dima en haar vier jongere zusjes en broertjes naar haar opa in Akkar, Noord-Libanon, te gaan.

Alles gaat goed totdat ze bij de grens komen. Op het moment dat ze Libanon legaal binnen willen gaan is er een aanval. Een raket slaat heel dichtbij in. Dima: „Wij waren in de auto op mijn vader aan het wachten toen de raket viel. Ik ging met mijn moeder naar buiten om mijn vader te zoeken. Er was een heleboel stof. Ik kon moeilijk ademen. Mijn moeder schreeuwde. Mijn hart bonsde. Toen herkende ik de schoenen van mijn vader. Zijn gezicht zat onder het bloed. Ik wist niet wat ik moest doen. Ik voelde alleen mijn hart almaar sneller kloppen.”

Dima en haar gezinsleden moeten het lichaam van haar vader achterlaten. Voor hun eigen veiligheid reizen ze meteen verder naar het huis van haar opa. Dima’s moeder zegt met tranen in haar ogen: „Ik vergeef het mezelf nooit dat ik mijn man niet heb kunnen begraven.”

Schreeuwend van angstige nachtmerries worden Dima en haar broertjes en zusjes soms wakker. Dima: „Ik probeer het te vergeten maar het lukt niet. Elke nacht zie ik mijn vaders gezicht. Ik moet huilen maar ik laat dat niet aan mama zien.”

Ze arriveren in Libanon met alleen de kleren die ze nog dragen en proberen wanhopig moed te houden. Omdat ze geen geld hebben, moet Dima voor haar broertjes en zusjes zorgen, terwijl haar moeder werkt om geld te verdienen voor het gezin.

Wel gaan de kinderen af en toe naar een soort workshop van hulporganisatie War Child. Daar kunnen ze hun gedachten en gevoelens delen met elkaar en anderen, zodat ze hun ervaringen een plek kunnen geven.

Ook krijgen ze via War Child bijlessen in Frans, zodat ze na de zomer naar een Libanese school kunnen.

Bron: War Child


-

Een vluchteling op de vlucht

Zijn ouders zijn vluchtelingen uit Ivoorkust die nog voor zijn geboorte naar Libië emigreerden. Hoewel hij op zijn vijfde al zijn moeder verliest, leidt Abdel (16) een relatief vredig leven in Libië.

Totdat in 2011 de opstand tegen het regime van Muammar Gaddafi uitbreekt. In de ogen van de Libische rebellen zijn alle in Afrikaanse vluchtelingen in hun land mogelijke huurlingen van Gaddafi. Vaak worden migranten en asielzoekers in het land aangevallen. Veel van hen zijn te bang om hun appartementen te verlaten.

Op een kwade dag in mei 2011 valt een bende gewapende strijders het huis van Abdels familie binnen. Ze verkrachten zijn zus en schieten haar dood. Als zijn vader haar probeert te beschermen, wordt ook hij vermoord.

Abdel wordt meegenomen door de strijders en gevangengezet. Tien maanden lang moet hij daar blijven. „We zaten met ongeveer dertig man in een uitpuilende cel in Misurata”, herinnert Abdel zich.

Na tien maanden wordt hij vrijgelaten en vlucht hij over de grens naar Choucha, Tunesië. Daar bevindt zich op dat moment een kamp met honderden vluchtelingen.

Het kamp ligt ver van de bewoonde wereld. De mensen hebben er weinig te doen, waardoor het leven er moeilijk is.

Abdel probeert uit de sleur te komen. „Ik kon niet me niet langer dag in dag uit zitten vervelen in het kamp. Elke dag vroeg ik me af wat ik er deed.”

Hij meldt zich aan voor een cursus, die gegeven wordt in Gabes, een stad 140 kilometer van Choucha vandaan. Hij leert sieraden ontwerpen en maken, samen met andere kampgenoten. Op die manier kan hij mogelijk later in zijn eigen levensonderhoud voorzien.

Ook probeert de hulporganisatie UNHCR familieleden van Abdel in Ivoorkust te traceren, zodat hij mogelijk daar naartoe kan.

Abdel: „De cursus heeft me nieuwe hoop gegeven en motiveert me om door te gaan met studeren. Voor het eerst in jaren slaap ik goed. Mijn leven gaat weer langzaam de goede kant op en ik hoop dat het steeds beter wordt.”

Bron: UNHCR