20 juli: Zware gevechten breken uit in de stad Aleppo, dat tot dan grotendeels gespaard was gebleven van het geweld in de opstand tegen president Bashar al-Assad.
23 juli: Een rebellenwoordvoerder zegt dat de oppositiestrijders verscheidene wijken „hebben bevrijd”, waaronder Salaheddin in het zuiden.
25 juli: Zowel het leger als de rebellen sturen versterkingen naar de stad.
26 juli: Gevechten laaien op terwijl het regeringsleger en rebellen zich voorbereiden op een frontale confrontatie.
27 juli: Gevechtshelikopters vallen verscheidene buurten aan. De rebellen zeggen 100 soldaten en leden van de gevreesde shabiha-militie gevangengenomen te hebben.
28 juli: Het leger lanceert een aanval met gevechtshelikopters, artillerie, tanks en grondtroepen. Het Syrische Observatorium voor de Mensenrechten meldt „de felste gevechten van de opstand” terwijl bewoners hun toevlucht nemen in kelders.
30 juli: Rebellen nemen een strategische controlepost in ten noordwesten van Aleppo. Het leger trekt een deel van de wijk Salaheddin in, maar stuit op „zeer sterke weerstand”.
2 augustus: Rebellen gebruiken tanks om een vliegbasis van het leger te bestoken.
4 augustus: Tenminste 20.000 troepen zijn in Aleppo samengetrokken, waar de rebellen zo’n 6000 tot 8000 man tellen. Het leger staat klaar voor een beslissende slag om Aleppo.
8 augustus: Het leger lanceert een grondaanval, die zich concentreert op de wijk Salaheddin. De rebellen spreken van een „barbaarse en woeste aanval”.