Dat meldde de Britse omroep BBC gisteravond in de documentaire ”This World: Spain’s Stolen Babies”. De babyroof begon in de jaren dertig toen dictator Franco in Spanje aan de macht kwam. Het dictatoriale regime gebruikte het adoptiesysteem om gezinnen die een bedreiging vormden voor het bewind, uit elkaar te halen.
Na de dood van Franco in 1975 bleef het systeem in stand. Een kind zou, zo was de gedachte, een beter leven krijgen bij bemiddelde en diepreligieuze echtparen. De babyroof leverde bovendien veel geld op.
Pas in 1987 centraliseerde de Spaanse regering de adoptieregeling. De schimmige adoptiepraktijken stierven vervolgens langzaam uit.
De kinderen werden veelal gestolen van jonge, ongehuwde moeders. De moeder kreeg te horen dat haar kind de geboorte niet had overleefd. Om te bewijzen dat haar kind echt was overleden, lieten betrokkenen een babylichaam dat in de vriezer werd bewaard, aan de moeder zien.
Een groot netwerk van artsen, verpleegkundigen en nonnen zorgde ervoor dat de gestolen kinderen uiteindelijk terechtkwamen bij vrome, financieel bemiddelde, kinderloze echtparen. Vrouwen moesten hiervoor eerst een zwangerschap voorwenden.
Het ziekenhuis San Ramon in Madrid was berucht. Uit documenten van de burgerlijke stand blijkt dat in 1981 de arts Eduardo Vela bij 70 procent van de geboorten „moeder onbekend” registreerde.
De Spaanse pers schildert dokter Vela nu af als een monster. Toen een journalist bij hem op bezoek kwam, zwaaide hij met een metalen kruisbeeld en zei: „Ik heb altijd gehandeld in Zijn naam en altijd het welzijn van de kinderen voor ogen gehad.”
Het exacte aantal kinderen dat betrokken was bij de babyroof is onbekend. Advocaten van Anadir, een organisatie die opkomt voor gestolen kinderen en hun families, spreken van zo’n 300.000 baby’s.