„Ik wil heel graag naar school, maar dat kan niet”, zucht de 14-jarige Juma Halah. Juma vluchtte een jaar geleden vanwege de oorlog uit Syrië en kwam terecht in Libanon. Hij woont er in een deprimerend vluchtelingenkamp in de Bekavallei, tussen de betonnen fundamenten van een flat in aanbouw. Hoe zijn toekomst eruit gaat zien, weet hij niet. „Ik zat in het vijfde schooljaar. Het was mijn droom om dokter te worden. Maar we moesten vluchten toen de oorlog uitbrak. We konden niets meenemen omdat er hevig werd gevochten, we renden weg in de kleren die we aan hadden. Gelukkig is het vrede in Libanon, waar we op dit moment leven.”

Nu loopt Juma door het kamp met zijn vrienden Khaled, Hohamed, Fakrat, Mershed, Asaad en Ilas, die, net als hij, ook de oorlog in Syrië zijn ontvlucht en niet meer naar school kunnen.

„In ons dorp, in Syrië, was veel landbouwgrond, waardoor we er een goed leven konden hebben”, zegt Juma’s vader Halah, die vroeger opzichter was van een aantal landbewerkers. „De jongste generatie Syriërs groeit op zonder dromen. Ze kunnen door de verschrikkingen van de oorlog geen plannen maken voor de toekomst. Juma’s droom is stukgeslagen in Syrië.”

Hoop

Nurhan Tinawi (20) is Syrische, maar woont al heel haar leven in Libanon. Zij heeft dus geen ervaring met de oorlog in Syrië. „Alleen mijn vader reisde elke zaterdag naar de Syrische hoofdstad Damascus om zijn moeder en twee zussen te bezoeken en te steunen. Zelf woon ik het liefst in Libanon, ook toen de oorlog in Syrië nog niet was uitgebroken.”

Nurhan studeert Engels en werkt sinds een halfjaar als tolk voor de christelijke hulporganisatie Med­air. „Het werken voor Syrische vluchtelingen geeft me veel voldoening. Ze verloren veel in de oorlog, de verhalen die ze vertellen maken diepe indruk op mij. Sommige Libanezen vinden dat de vluchtelingen terug moeten naar Syrië. Dat kan ik niet begrijpen. Vluchtelingen hebben hoop nodig zodat ze door kunnen met hun leven.”

Verveling

„Ik kan geen plannen maken zolang het oorlog is in mijn geboorteland Syrië”, zegt de 16-jarige Abdel Kader, die een jaar geleden de Syrische plaats Hazaki ontvluchtte. „Ik heb hier in Libanon niets te doen. In Syrië voet­balde ik met mijn vrienden, in dit kamp kunnen we niet voetballen. Ik verveel me.

Mijn vader was nachtwaker in Syrië. Ons gezin bestaat uit acht personen. De oorlog verwoestte alles, ook ons leven. Ik vond het verschrikkelijk om ons huis achter te laten, om te vluchten. We konden niets meenemen.”

Terug naar Syrië wil Abdel echter niet zolang het er oorlog is. „Ik pieker er niet over om als militair te gaan strijden in de oorlog, ik wil niet terechtkomen in moeilijke situaties. Ook maak ik geen plannen om naar Europa te vluchten, ik spreek de talen niet waarmee ik me daar kan redden. Ik blijf het liefst in Libanon. Zodra het vrede is, wil ik terug naar mijn geboorte­land, maar ik weet niet of er ooit nog vrede komt in Syrië.”

Abdel Kader probeert werk te vinden in Libanon, maar dat is bijna onmogelijk door de grote toestroom van Syrische vluchtelingen. Hij ziet zijn toekomst somber in: „Ik heb geen idee wat ik later moet worden, het lukt me niet om plannen te maken voor mijn toekomst.”