-

„Ik mis mijn handen elke dag”, zucht Daniël Umur (12). „Een halfjaar ge­leden, om acht uur in de ochtend, vloog er een Antonovlegervliegtuig van de Sudanese luchtmacht over ons dorp Ungolo. Ik had het aanzwellende geluid van het vliegtuig niet gehoord en was niet weggerend om me in een spelonk of kuil te verstoppen. Op het allerlaatste moment hoorde ik de motoren brullen: ik wierp me op de grond, maar het was te laat. Het vliegtuig dropte bommen, die direct ontploften. Ik verloor mijn beide handen.

Ik wilde het uitschreeuwen van de pijn, maar er kwam geen geluid uit mijn keel. Toen de bom viel, hoedde ik onze koeien. Een aantal van hen is gedood.

Direct werd ik naar het ziekenhuis gebracht. Daar ben ik nu nog, om te herstellen van de amputatie van mijn handen. Ik ben heel verdrietig dat ik mijn beide handen moet missen.

Als ik uit het ziekenhuis ontslagen word, ga ik terug naar het huis van mijn oom, bij wie ik woon. Mijn ouders leven met mijn twee zussen en drie broers in Khartoem, de hoofdstad van Sudan.

Mijn familie is van plan het Nubagebergte te ontvluchten, we vertrekken naar het vluchtelingenkamp Yida in Zuid-Sudan. We hebben gehoord dat ik daar naar school kan. Ik wil heel graag studeren. Ik hoop dat ik kunsthanden krijg en dat ik dokter kan worden. ”

----

Sudan

Tientallen jaren was het Afrikaanse land Sudan verwikkeld in een verschrikkelijke burgeroorlog. Het islamitische noorden leverde strijd met het christelijk-animistische zuiden. Op 9 januari 2005 sloten de partijen een vredes­akkoord. In juli 2011 werd Zuid-Sudan onafhankelijk.

Nu de strijd rond Zuid-Sudan voorbij is, vecht Sudan tegen ‘vijanden’ binnen de eigen grenzen. De Nubabevolking bijvoorbeeld, die in een berggebied in het zuiden van het land woont. De Nuba’s zijn een mix van gematigde moslims en christenen die vreedzaam samen­leven en weinig van de islamitische wetgeving, de sharia, moeten weten. Het liefst had het volk zich aangesloten bij Zuid-Sudan, maar dat was niet mogelijk.

President Omar al-Bashir van Sudan wil de Nuba’s uit hun gebied verdrijven. Scholen en kerken worden stelselmatig vernietigd. Ook akkers worden gebombardeerd, waardoor de Nuba’s honger lijden en vluchten. Hulporganisaties worden niet toegelaten tot het gebied. Onderzoekers schatten dat vier op de vijf bewoners het Nubagebied zijn ontvlucht. Achterblijvers vrezen voor hun leven door de vele bombardementen. Ze hebben nauwelijks nog te eten: de meesten slechts één maaltijd per dag, en dat terwijl het oogstmaand is. Steeds meer kinderen raken ondervoed.


-

„Ik was in de hut van mijn oom, ik lag even op bed terwijl mijn tante eten maakte”, vertelt Hadidja Abdellah Lias (15). „Het was donker buiten, we hadden ons de hele dag in spelonken schuilgehouden voor bombardementen. We dachten dat we ’s avonds veilig naar ons dorp Kadukli konden gaan om te eten en te slapen. Maar ineens werd onze hut getroffen door een bom. Onze buurvrouw en een buurmeisje werden bij het bombardement gedood, twee anderen raakten zwaargewond. De bom verbrijzelde ook mijn been.

Ik weet niets meer van het bombardement. Door de enorme klap was ik twee dagen bewusteloos. Toen ik bijkwam, was mijn enige zorg het spoelen van de enorme wond.

Het duurde twee dagen voordat er transport beschikbaar was om mij naar het ziekenhuis in Kauda te brengen, de reis ernaartoe duurde nog eens zeven dagen. In het 
Mother of Mercy Hospital amputeerde dokter Tom Catena mijn been. Hij gaf zelf 1 liter bloed om mijn leven te redden. Ook mijn oom gaf bloed. Na vier maanden mocht ik het ziekenhuis verlaten.

Omdat alle scholen in het Nubagebied gesloten waren en er bijna niets te koop was in de winkels, vluchtten veel van mijn klasgenoten weg. Ook mijn oom besloot te vluchten, ik ging met hem mee. We wonen nu in het vluchtelingenkamp Yida, net over de grens van Zuid-Sudan.

Na het bombardement was ik erg verdrietig omdat ik een van mijn benen been moet missen. Drie maanden lang sliep ik niet en kreeg ik geen hap door mijn keel. Ik vond het verschrikkelijk dat ik nooit meer zou kunnen lopen. Als ik erbij stilsta wat me is overkomen, moet ik nog wel eens huilen, maar ik kan er steeds beter mee omgaan. Ik lees veel en wil leren, want ik wil graag zo onafhankelijk mogelijk leven. Ik hoop dat ik mezelf zo snel mogelijk weer kan redden.”