Sinaeve (1974) was tot tien jaar geleden docent op een basisschool en werkt nu bij het kenniscentrum van het In Flanders Fields Museum in Ieper, aan de zuidwestkant van België. Hij schreef enkele boeken om de Eerste Wereldoorlog uit te leggen aan kinderen en jongeren.

Tijdens de Eerste Wereldoorlog werd in het gebied waar Sinaeve later zou opgroeien vier jaar lang alles wat overeind stond kapotgeschoten door voornamelijk Duitsers en Britten. Miljoenen granaten kwamen er neer en honderdduizenden soldaten stierven. Lang niet alle granaten ontploften. Dat kwam onder andere door de zachte, drassige grond waarin ze neerkwamen.

Sinaeve heeft in zijn jeugd zelf geen op scherp staande granaten gevonden. Wel hulzen en loden balletjes die in de granaten zaten. „Die balletjes zijn op zich ongevaarlijk. Maar je moet ze niet met een snelheid van 100 kilometer per uur door je lichaam krijgen.”

Ondanks dat de oorlog nu al honderd jaar geleden is, worden nog steeds explosieven gevonden. De meeste komen tijdens het ploegen en oogsten naar boven. Elk jaar gaat het om 200.000 kilo aan metaalresten en bommen, waarvan een deel nog op scherp staat. „Zo’n drie maanden geleden nog zijn er twee Polen om het leven gekomen. Waarschijnlijk deden ze onvoorzichtig met een gevonden granaat.”

Sinaeve speelde als jongen verstoppertje op het Artillery Wood Cemetry in Boezinge, 200 meter bij zijn ouderlijk huis vandaan. Op dit kerkhof liggen 1307 Britse militairen. In totaal zijn er in het dorp 5000 militairen begraven, verspreid over tien kerkhoven. Ter vergelijking: de grootste begraafplaats in het gebied telt 48.000 gesneuvelden.

Sinaeve wil de herinnering aan de oorlog levend houden, ook bij jongeren. Regelmatig maakt hij met jongeren fietstochten in het gebied rond Ieper. „Ik leg bijvoorbeeld bij een grafsteen de achtergrond van een bepaalde militair uit. Ik wil hen er rechtstreeks mee confronteren.”