Zo’n oorlog staat toch ver van je bed?

„Klopt, daarom lijkt het misschien vreemd dat ik er mijn pws over maakte. Tijdens de zomer heb ik allerlei boeken over de Bosnische Oorlog gelezen, om me te oriënteren op een onderwerp voor mijn pws. In september was me duidelijk dat ik een kant moest kiezen; ik kon er niet neutraal over schrijven.”

Een kant kiezen?

„Volgens het Joegoslaviëtribunaal wordt de Bosnische Oorlog niet als genocide aangemerkt maar als een burgeroorlog. Genocide is massamoord op een bepaalde bevolkingsgroep. Alleen het bloedbad bij Srebrenica –waar Nederland bij betrokken was– wordt wel als genocide gezien.

Volgens mij voldoet heel de oorlog aan de kenmerken van een genocide. Ik betoog dat het tribunaal heeft gedwaald. Een van de Servische leiders zelf heeft gezegd dat er sprake is van genocide. In mijn pws onderzoek ik wat de Serviërs dreef om genocide te plegen.”

Kun je in een paar zinnen uitleggen wat er in Bosnië is gebeurd?

„Na de val van het communisme in 1991 kwamen extreme nationalisten aan de macht in Servië. Ze maakten gebruik van de onvrede die er heerste. Er kwam een hele propagandamachine op gang waarbij de Bosnjaken als zondebok werden aangewezen.

De Servische burgers werden gehersenspoeld en begonnen hun landgenoten te haten. Al de Bosnjaken moesten weg om een Groot-Servië te creëren. Niet alleen het leger, maar ook burgers verenigd in milities trokken in 1992 ten strijde. Vele Bosnjaken zijn met wreed geweld afgeslacht. Overlevenden werden in Noord-Bosnië in grote concentratiekampen gestopt. Later kwam de internationale gemeenschap achter de wantoestanden.”

Hoe ging je te werk met je pws?

„Met behulp van drie modellen heb ik onderzocht hoe het kan dat het Servische volk achter de massamoord stond. Daarvoor heb ik veel literatuur gelezen.

Een van de modellen is van de internationale organisatie Genocide Watch. Het bestaat uit acht fasen. Genocide begint heel simpel, in de eerste fase: scheiding tussen ”wij” en ”zij”, tussen bevolkingsgroepen. Dat heb je ook in Nederland wel. In fase drie wordt die scheiding zo erg dat het andere ras als dieren gezien wordt. Zo gaat het door totdat hele groepen mensen uitgemoord worden.”

Wat doen al die gruwelijkheden met je?

„Op het moment dat je het leest, niet zo veel. Het gaat om feiten 
–hoe vreselijk ook– die je gebruikt in een werkstuk. Het is geschiedenis en inderdaad ver van je bed.

Aangrijpend werd het pas voor mij toen ik Satko Mujagić interviewde. Hij is een Bosnjakse overlevende van concentratiekamp Omarska en woont tegenwoordig in Leiden. Door zijn verhaal kwamen de gruwelijkheden opeens dichtbij. Hij heeft zo ontzettend veel meegemaakt. Na de oorlog wilde hij zelfmoord plegen, zelfs over zulke dingen praatte hij open.

Satko vertelde vrij over het kamp en liet geen details weg. Zo vertelde hij over een scène in Omarska die haast te gruwelijk voor woorden is. Zo veel expliciet geweld! Toch heb ik het opgeschreven.”

Wat deed zijn verhaal met jou?

„Het meest bizarre aan deze oorlog vond ik dat Serviërs hun oude kennissen en collega’s martelden in het concentratiekamp. Satko werd bijvoorbeeld gearresteerd door Servische vrienden van de middelbare school. Zoiets moet verschrikkelijk voor hem zijn geweest.

Het interview maakte het pws persoonlijker voor mij. Het liet me ook zien dat de vrede in Nederland niet vanzelfsprekend is. Hoewel genocide hier natuurlijk niet zomaar kan gebeuren.”

Zoiets kan tegenwoordig niet meer plaatsvinden?

„Na de Tweede Wereldoorlog zei men dat wel ja, zeker na het zien van vernietigingskampen zoals Auschwitz. Genocide mocht nooit meer gebeuren. Tóch heeft het weer plaatsgevonden, en nog in Europa ook!

De vergelijking met het ombrengen van Joden door de nazi’s vind ik lastig, maar overeenkomsten zijn er zeker. In de Duitse kampen was de moord wel systematischer en op grotere schaal. Ik vroeg Satko er ook nog naar: ik wilde de Holocaust niet bagtelliseren en ook niet overdrijven wat er in Bosnië is gebeurd. Volgens hem waren de gruwelijkheden in Bosnië „echo’s” van de Holocaust. Echo’s, luid en duidelijk.”

-

Citaten Satko: „De dood lag voortdurend op de loer”

De Bosnjaak Satko Mujagić overleefde Omarska. Enkele citaten uit het uitvoerige interview dat Geerlof met hem had. Het geeft de verschrikkingen in het concentratiekamp weer.

„De Serven konden altijd onze ruimte binnenlopen en een aantal mannen oproepen. Die werden meegenomen en ondervraagd in het administratiegebouw, in kantoren boven de eetzaal. (...) Voor vele mensen kon één verkeerd antwoord een marteling of zelfs de dood betekenen. Het geschreeuw van degene die gemarteld werd, drong door tot in de slaapzaal. De dood lag voortdurend op de loer.”

„Als we terug (vanaf de eetzaal, MK) liepen naar de loods gingen de Serven vaak in twee rijen van drie bewakers staan. Daar moesten wij doorheen rennen, terwijl zij ons sloegen en schopten. Het was de kunst om zo te lopen dat je iedereen miste. Maar stel je voor: zes kerels die je op staan te wachten ontwijken, dat lukt natuurlijk nooit. Als er eentje op je hoofd sloeg viel je en was je er geweest. Als je op de grond lag trapten ze je dood.”

„Ze werden door negen of tien mannen tegelijk in elkaar geslagen, ze werden gedwongen dode vogels op te eten, ze werden gedwongen motorolie te drinken, lichaamsdelen werden afgesneden.”

„Er werd werkelijk iedere dag gedood. We gingen ’s ochtends gewoon lijken tellen. Hetzelfde busje dat eten bracht, bracht de lijken weg, naar massagraven. Het op een na grootste massagraf van Bosnië is op een steenworp afstand van Omarska. Honderden burgers lagen daar: mijn docenten, mijn collega’s, mijn vrienden, mijn buren, enzovoort. Vaak werden zij ook gedood zonder kogels. Een kogel was te duur voor ze.”

„Het Witte Huis had vier kamers, de voorste twee waren strafkamers. Iedere nacht werden daar mensen doodgemarteld. Uit de loods konden wij het Witte Huis zien; iedere ochtend lagen er lijken. En zo’n man bij ons in de loods –z’n roepnaam was Krimi– ging elke ochtend tellen hoeveel lijken er werden meegenomen. Het waren er zo’n tien per dag; de ene dag negen, de volgende dag twaalf.”

„Ik woog zevenenzeventig kilo toen ik het kamp in kwam, ruim twee maanden later woog ik nog maar vijftig kilo. Ik kreeg dysenterie, kon niet meer lopen en praten, alleen nog maar fluisteren. Mijn polsslag was tweeëndertig, ik voelde hoe langzaam het licht uitging. Anderen waren overleden aan dysenterie en verhongering en ik dacht dat er met mij hetzelfde zou gebeuren.”

----

Klik hieronder voor het hele profielwerkstuk of het complete interview.


-

Geerlof kreeg een 9,5 voor zijn pws en won een prijs op zijn school. Ook dingt zijn werkstuk mee naar de KNAW-onderwijsprijs. Dit was de laatste aflevering in een serie over profielwerkstukken.