„Ik was herder en zorgde, samen met mijn 12-jarige zusje Nado, voor ons vee”, vertelt Achmed. „We hadden twintig geiten en tien koeien, maar door de droogte werd het steeds moeilijker om voedsel en water te vinden. Eén voor één gingen de dieren dood. Daarna raakte ook ons eten op. Mijn moeder overleed vier weken geleden, mijn vader stierf al eerder.

Op zoek naar voedsel

Na de dood van mijn moeder gingen we bij onze grootmoeder wonen, maar ze kon niet voor ons zorgen. Het eten was op. Toen we twee hele dagen niets hadden gegeten, zijn we vertrokken, samen met tante Fatima Muktai en haar drie kinderen. Fatima’s zoon, de 7-jarige Hassan, was ook al gestorven van de honger.

Onderweg overleed oma, ze was uitgeput door honger en dorst. We hadden geen energie en geen tijd om oma te begraven, we móésten doorlopen. We hebben oma moeten achterlaten in de wildernis.”

Op naar Kenia

Samen met zijn familieleden is Achmed net de grens van hun geboorteland Somalië gepasseerd, op weg naar het grote vluchtelingenkamp bij Dadaab, in Kenia. Elke dag ontvluchten vele Somaliërs hun geboorteland, dat geteisterd wordt door geweld en droogte. Ze arriveren bij het Keniaanse plaatsje Leboi.

Angst

Achmed rust even uit in de kruiwagen die hij meenam op zijn vlucht. Hij knijpt zijn ogen dicht tegen het stof dat opwaait in de hete wind. Veertien dagen zijn ze al onderweg, lopend in de brandende zon, bang voor aanvallen van gewelddadige rebellen die het gebied onveilig maken en vluchtelingen beroven van hun schamele bezittingen. Ook voor wilde dieren moeten ze oppassen. Hongerige leeuwen en hyena’s zijn –net als de vluchtelingen– op zoek naar voedsel en water. Gieren cirkelen rond op zoek naar kadavers.

Uitgeput

De voettocht gaat niet snel, want ook de kleine Uba van zes en Abdi van vier lopen mee. Ze zijn bijna uitgeput door gebrek aan voedsel. Uba loopt versuft in z’n blote billen. Zijn rafelige broek scheurde tijdens de vlucht en zijn grote zus Nado kon de broek niet meer herstellen.

De eerste dagen van hun tocht konden ze zich af en toe laten rijden op de ezelskar van hun tante. Maar de ezel ging dood van uit­putting. Even probeerden ze nog de kar zelf te trekken, maar die was te zwaar. Achmed duwt alleen nog de onhandige krui­wagen met bagage. Af en toe laat hij Abdi een stukje meerijden. Maar Achmed voelt zich zwak en duizelig en heeft moeite de kruiwagen niet te laten omkieperen. Eigenlijk heeft hij meer dan genoeg aan zichzelf en de kruiwagen. Maar de zorg voor zijn kleine broertje drukt zwaar op hem.

Vluchtelingenkamp

Na een korte tussenstop gaan Achmed en zijn familie weer op pad. Het is nog vijf tot zes dagen lopen naar het vluchtelingenkamp bij Dadaab, horen ze. Daar zullen de vier weeskinderen zichzelf moeten redden, want tante Fatima heeft genoeg aan de zorg voor haar kinderen.

Ze zal wel een oogje in het zeil houden, maar ze verwacht dat de vier weeskinderen zich in het vluchtelingenkamp best zullen redden. „Nado kan voor haar broertjes en zusje koken, dat deed ze thuis ook toen er nog eten was”, zegt ze.

Moed

Ook Achmed krijgt weer een beetje moed nu ze in Kenia zijn aangekomen en het einddoel van de reis dichterbij komt. „Als we in het vluchtelingenkamp eten en water krijgen, zijn we gered”, klinkt het hoopvol. Met dat vooruitzicht sjokken ze voort. Vier weeskinderen, in de verzengende hitte.