„50 tot 60 procent”, schat meteoroloog Hans Roozen van weeronline.nl de kans dat de wereld voor het eerst sinds 2010 met het fenomeen te maken krijgt. De voortekenen van El Niño (letterlijk: het jongetje of kerstkindje) zijn er al; onder de oppervlakte en rond de evenaar van de Stille Oceaan is een grote bel warm water aanwezig. De temperatuursveranderingen van het zeewateroppervlak hebben grote invloed op het weer in de hele wereld.
Roozen verwacht bovendien een bovengemiddelde kans op een krachtige El Niño. De laatste keer dat de wereld daarmee te maken kreeg, was in 1997-1998. In de zomer en het najaar zou dat betekenen dat Indonesië, de Filipijnen en het oosten van Australië lijden onder droogte, met voedseltekorten tot gevolg. Maar op andere plekken wordt het juist natter; zoals in Oost-Afrika, de westkust van Zuid-Amerika en het zuidpuntje van India.
Temperaturen veranderen ook fors. India, West-Afrika en grote stukken van Midden- en Zuid-Amerika krijgen te maken met hitte. Dit terwijl het in Oost-Azië en Oost-Canada juist koeler wordt. In de Stille Oceaan zullen meer tyfoons ontstaan, terwijl de Atlantische Oceaan juist minder orkanen zal kennen.
Europa heeft daarentegen niet veel last van El Niño, hoogstens valt er in Spanje iets meer regen. Tegen El Niño, dat ongeveer één keer in de 2 tot 7 jaar voorkomt, is niets te doen. „Binnenblijven”, grapt Roozen. Volgens hem kunnen landen alleen maar inspelen op de problemen die hun te wachten staan.
Zo had Australië voorafgaand aan El Niño in 1997-1998 veel water opgeslagen in reservoirs. Daardoor konden de effecten van El Niño redelijk het hoofd worden geboden. Maar Indonesië kampte met grote bosbranden en oogsten mislukten door de droogte. Dat leidde tot voedseltekorten en politieke onrust.