Na de intocht in Jeruzalem brengt Jezus een kort bezoek aan de tempel. „En als Hij alles rondom bezien had, en het nu avondstond was, ging Hij uit naar Bethanië met de twaalven” (Mattheüs 21:10-11).
De volgende dag keert Hij terug naar de Oude Stad. Om de handelaars en wisselaars uit de tempel te jagen, om er vele lammen en blinden te genezen (Mattheüs 21:14) en om de mensen te onderrichten (Markus 11:17). In de tempel roepen de kinderen Hem toe wat ze gisteren hun ouders hoorden zeggen: „Hosanna, de Zone Davids!” De overpriesters en de Schriftgeleerden reageren woedend (Mattheüs 21:15-16).
Tussen Bethanië en Jeruzalem, iets van de weg af, staat een vijgenboom, volop in blad. Jezus heeft die ochtend honger en loopt naar de boom toe om te zien of er iets aan groeit. Rijpe vruchten verwacht Hij niet, „want het was de tijd der vijgen niet.” Die groeien alleen van eind mei tot in de loop van juni en –vooral– van eind augustus tot halverwege oktober. Maar als er zelfs geen beginnende vruchten te zien zijn –de knopjes kun je ook eten– vervloekt Jezus de vijgenboom.
Als Jezus en Zijn discipelen de volgende dag opnieuw langs de vijgenboom komen, is deze tot ontzetting van Petrus helemaal verdord. „Rabbi! zie, de vijgenboom, dien Gij vervloekt hebt, is verdord” (Markus 11:21).
Daar staat hij dan, de vervloekte en verdorde vijgenboom. Dood hout, onvruchtbaar tot in eeuwigheid.
Ook Jezus zal deze week sterven, Zélf een vloek worden aan het kruis. „Want er is geschreven: Vervloekt is een iegelijk, die aan het hout hangt” (Galaten 3:13). Dan zal ook de grote vrucht van Zijn werk zichtbaar worden: de eeuwige redding van zondaren.
In de lijdensweek of Stille Week voor Pasen herdenken christenen het lijden en sterven van Jezus. Vandaag deel 2: de vervloeking van de vijgenboom.