De fout in de zogeheten blowout preventer, een onderdeel dat bij problemen de oliebron af had moeten sluiten, werd door medewerker Tyrone Benton weken voor de olieramp ontdekt. Volgens hem werd het onderdeel niet gerepareerd, maar werd een tweede onderdeel ter vervanging gebruikt.

Voor een reparatie had de productie op het booreiland stil moeten komen te liggen, iets was olieproducent BP 500.000 dollar per dag zou hebben gekost.

Professor Tad Patzek, expert op het gebied van olie, zei tegen de BBC dat het besluit om niet te repareren onacceptabel is. „Als je ontdekt dat de blowout preventer niet goed werkt, dan zou je die koste wat kost moeten repareren."

BP reageerde op de aantijgingen door te zeggen dat de verhuurder van het platform, Transocean, verantwoordelijk is voor het onderhoud. Transocean zegt dat het onderdeel voor de explosie op 20 april nog succesvol is getest. Benton heeft het bedrijf aangeklaagd voor nalatigheid.

Eerder kreeg BP ook al te maken met het verwijt dat het bedrijf geld belangrijker zou vinden dan veiligheid, onder meer van Congreslid Henry Waxman, die een onderzoek van de overheid naar de olieramp overziet. BP heeft tot nog toe steeds ontkend op deze manier te werk te aan.

De olielekkage die is ontstaan door het zinken van Deepwater Horizon is de grootste in de geschiedenis van de VS. Tientallen miljoenen liters ruwe olie zijn in zee gestroomd en honderden kilometers Amerikaanse kustlijn zijn vervuild.

tekst en beeld EPA