Al vanaf de 19e eeuw hebben allerlei mensen, uit stad en land, van alle stand, meegeleefd met de arme Oliver. Dickens schilderde het grauwe Londen in woorden en schreef vol humor over Olivers kwajongensstreken. De auteur, die ook andere boeken schreef, wordt dan ook gezien als de grootse schrijver van het Victoriaanse tijdperk, de tijd dat koningin Victoria regeerde. Dat was de tijd van de gegoede burgerij, maar ook van de schrijnende armoede. Dickens was de eerste schrijver die zich openlijk tegen deze grote misstand in de maatschappij keerde.

Dat kon hij als geen ander, want Dickens had vroeger zelf onder erbarmelijke toestanden geleefd. Als oudste zoon in een gezin van acht kinderen moest hij helpen om de schulden van het huishouden te betalen. Zijn vader kon slecht omgaan met geld en kwam daarvoor in de gevangenis. Dat was toen Dickens twaalf jaar was. De jongen werd van school gehaald en moest tien uur per dag etiketten plakken in een schoensmeerfabriek. Alleen op zondag zag hij zijn familie.

Maar Dickens was een doorzetter. Hij leerde zichzelf stenografie en kwam op een advocatenkantoor terecht. In 1835 werd hij journalist, en zo kwam het uiteindelijk tot het schrijven van zijn bekende boeken. De omstandigheden in de schoensmeerfabriek gebruikte Dickens in veel van zijn boeken als somber decor van de armoede van zoveel mensen in de onderste laag van de bevolking.

Waarom zijn de boeken van Dickens zo beroemd geworden? Door de sfeer, de boodschap, de humor en de magnifieke personages in zijn verhalen. Dickens verstond de kunst om te beelden met woorden. Hij vertelde een verhaal, maar stelde eigenlijk een misstand aan de kaak. Ook gebruikte de schrijver humoristische én cynische woorden om personen te beschrijven in slechts een enkele, rake zin.

Vooruit, nog maar wat citaten uit Oliver Twist om even in de Dickenssfeer te blijven. Die sfeer bestaat trouwens ook uit lange zinnen en veel zinsuitbreidingen. „Hij (Oliver, HvD) was eerst bang, voor de wind die akelig kreunde over de lege velden, en hij was koud en hongerig, en nog eenzamer dan hij zich ooit gevoeld had” (pag. 118).

Heel duidelijk beschrijft Dickens de onrechtvaardigheid van het verschil tussen arm en rijk. „Olivers ogen begonnen te glinsteren bij het denken aan het stuk vlees, en hij beefde van gretigheid” (pag. 64-65).

Maar ook humor en karakteristieke personen maken de boeken van Dickens zo krachtig. „Nu was de heer Bumble (Hommel, HvD) een dikke man, en opvliegend van aard; dus, in plaats van eenstemmig te reageren op deze openhartige welkomstgroet gaf hij de kleine boosaard een enorme klap” (blz. 13). Dat is duidelijke taal.

En ach, die lange zinnen, dat is negentiende-eeuws. Dat nemen we maar op de koop toe.