Halima Audu (38), moeder van vijf kinderen, ontvluchtte anderhalve week geleden haar geboorteplaats Bama, een van de grotere steden in de provincie Borno in Noordoost-Nigeria. Ruim een week geleden werd de stad volledig overgenomen door Boko Haram. Met haar gezin wist Halima ternauwernood aan de dood te ontsnappen. „Acht leden van onze kerk zijn vermoord: een politieagente, een onderwijzer en nog zes mannen. Ik kende hen goed”, vertelt ze. De slachtoffers werden volgens Halima allemaal in hun eigen huis dood geschoten. Het beeld dat opdoemt uit haar verhaal, is dat Boko Haram doelgerichte moordacties uitvoert om christenen systematisch uit de weg te ruimen.

„Ik was op 14 juli op weg naar de markt om groente te kopen voor het avondeten. Zomaar uit het niets kreeg ik een klap op mijn schouder van een jongen. Ik denk dat hij een jaar of twintig was. Ik had hem nog nooit eerder gezien, maar hij begon me uit te schelden voor christenhond en trok me mee aan mijn arm. Onder bedreiging werd ik gedwongen om in een busje te stappen. Als ik niet mee zou gaan, zouden ze mijn hoofd er direct afschieten, riep hij.”

Halima treft in het busje een paar andere –voor haar onbekende– christenvrouwen aan. Samen worden ze meegenomen naar een kamp in het oerwoud, op een halve dagreis afstand van Bama. De nederzetting bestaat uit een stenen barak met daaromheen een aantal tenten. In het kamp blijken naar schatting zo’n vijftig christelijke vrouwen te verblijven, allemaal afkomstig uit de provincie Borno.

Martelingen

De leiding van het kamp is in handen van aanhangers van Boko Haram. Ze zijn tussen de 18 en de 25 jaar oud. Halima: „We kregen van hen te horen dat we moslim moesten worden. Als we dat niet van plan waren, zouden we daar voor eeuwig spijt van krijgen.” De opdracht wordt regelmatig vergezeld met stevige religieuze ondervragingen, waarbij de mannen de vrouwen martelen. Halima laat een paar grote littekens op haar onderbeen zien. „Toen ik vertelde dat ik christen was, drukten ze een brandende sigaret uit op mijn been.” Ook werd haar onderbeen met geweld tegen een ronddraaiend tandwiel van een brommer geduwd.

Op een dag krijgt ze te horen dat ze wel naar huis mag, als er een losgeldbedrag ter waarde van (omgerekend) 4000 euro voor haar wordt betaald. Halima is de wanhoop nabij, want haar familie kan dit bedrag onmogelijk opbrengen.

Na verloop van enige dagen wordt er in het kamp een appel georganiseerd. Alle vrouwen moeten bij elkaar komen. Tot groot afgrijzen van Halima en de andere vrouwen worden voor hun ogen vier vrouwen –geheel willekeurig– uit de groep naar voren geroepen en door het hoofd geschoten. Vier andere vrouwen worden daarna met een lang mes onthoofd. Na de derde onthoofding valt Halima flauw. Als Halima haar verhaal vertelt, kan ze haar tranen nauwelijks bedwingen. „In dit kamp heb ik de hel gezien.”

Door tussenkomst van een vroegere moslimvriendin, die gehoord heeft van het losgeld, komt uit onverwachte hoek het geldbedrag bij elkaar en wordt Halima vrijgelaten. De blijdschap van haar kinderen kan ze nauwelijks beschrijven. Iedereen had haar al dood gewaand. Maar wanneer ze half augustus thuiskomt, is de spanning in Bama hoog opgelopen. Iedere dag zijn er nieuwe aanvallen van Boko Haram. Kleine groepjes Boko Haramstrijders kammen doelgericht de stad uit op zoek naar christenen. Ze werken volgens een geijkt patroon. Ze maken doelgericht jacht op christelijke families. Vooral mannen en jongens worden in koelen bloede vermoord. Voordat ze de kogel krijgen, worden ze ondervraagd of ze moslims of christen zijn. Vervolgens wordt hun voorgehouden dat er niets gebeurt als ze zich tot de islam bekeren. Als ze dit weigeren, worden ze onthoofd of krijgen ze de kogel.

Gevlucht

Veel christenen zijn de stad al ontvlucht, maar Halima heeft geen geld om weg te komen. Anderhalve week geleden slaat de paniek toe in de woonwijk van Halima, waar zij met haar gezin nog als enige christelijke familie woont. Ze krijgt sms’jes dat ze direct weg moet. Ze pakt hals over de kop een taxi en vlucht met haar kinderen naar een grote stad buiten haar provincie.

Van SDOK krijgt Halima nu een kleine toelage om te voorzien in haar eerste levensonderhoud. Ze barst in tranen uit wanneer ze vertelt dat haar kerk begin dit jaar meer dan 500 leden telde. Zij die niet vermoord zijn, zijn gevlucht. „Alleen de dominee is achtergebleven en een jongen die de compound veegt. Ze blijven op hun post om de kerk te beschermen. Wilt u alstublieft voor hen bidden.”