Ze had zich goed ingepakt tegen de kou. Haar fietsbanden zoefden over het asfalt. Ze was op weg naar school in Middelharnis. Had opdrachten die gemaakt en examens die geleerd moesten worden.
De auto heeft ze nooit zien aankomen. Willemieke werd van opzij geraakt, over de wagen geslingerd en kwam een paar meter verder op de grond terecht. Ze bleef doodstil liggen. Opgeroepen ambulancemedewerkers constateerden een oppervlakkige ademhaling en een lage hartslag. De traumaheli werd ingeschakeld, maar artsen hadden er weinig hoop op dat Willemieke het zou halen.
En tóch! Ze kwam bij. Haar hele lichaam was zwaargekneusd, ze kon zich niet bewegen, maar ze leefde.
Nu, bijna twee jaar na het ongeval, kijkt ze terug. En vooruit.
Over haar gevoelens praat ze niet graag. Tijdens het gesprek houdt ze haar van inspanning trillende handen om een mok koffie gekneld, terwijl haar mond opgewekt lacht. Ze heeft moeite met het ophalen van de traumatiserende herinneringen. „Als ik de foto’s zie, weet ik weer hoe beroerd ik me voelde. En word ik ermee geconfronteerd hoe weinig ik nu nog maar kan.”
Een plakboek dat ze zelf gemaakt heeft, laat beelden zien van het ongeluk. Van de zwaar beschadigde fiets. Van de ambulance, het ziekenhuisbed, haar witte gezicht. En daarna de revalidatieperiode, de officiële. En de niet-officiële, die ze elke dag weer in haar eentje aan moet gaan.
Het grootste probleem blijken de hersenkneuzing en -beschadiging te zijn die ze door het ongeluk opliep. „In het begin kon ik alles heel slecht onthouden. Dat gaat nu iets beter. Maar nog steeds heb ik heel veel moeite met mijn concentratie. Als ik zit te praten, hoor ik auto’s langsrijden, het water in de cv lopen, deuren slaan. Daarom is huiswerk maken voor mij heel moeilijk.”
Eindexamen voor haar vmbo-diploma heeft ze nooit kunnen doen. In 2010 niet, omdat ze vaak in het ziekenhuis lag. Dit jaar niet, omdat haar gezondheid het slechts toeliet om in twee vakken examen te doen. In 2012 misschien? „Ik hoop het. Maar of ik het haal? Ik moet geschiedenis, aardrijkskunde, biologie en muziek doen. Voor het eerste vak ben ik op de helft, aan het tweede vak ben ik nog niet eens toegekomen.”
Zaterdags werkt ze bij Derk’s Fietsen in Sommelsdijk. Als verzetje. „Derk vroeg mij of ik koffie wilde komen zetten. „Gezellig als je langskomt”, zei hij. Dat heb ik steeds meer uitgebouwd. Het is pittig, maar heel gaaf. Ik heb er vrienden gemaakt, aan wie ik veel steun heb.”
Willemieke is strijdlustig, maar het valt haar allemaal zo zwaar. „Ik wil verder met mijn leven, een opleiding volgen, kraamverzorgster worden, leuke dingen doen.”
Soms is ze boos, maar op wie of wat weet ze niet. „Het is zo moeilijk om de gevolgen van het ongeluk te accepteren, omdat ik het doel er niet van begrijp. Af en toe heb ik daar gesprekken over met ds. Koppelaar uit Abbenbroek. Aan die ontmoetingen heb ik veel houvast. Ik wil met heel mijn hart geloven: wat God doet is goed voor mij. Maar dat is lastig.”
Door alles wat Willemieke de afgelopen twee jaar meegemaakt heeft, is er afstand ontstaan tussen haar en haar leeftijdsgenoten. „Pas ging ik weer voor het eerst naar catechisatie. Toen viel me op hoe kinderachtig veel jongeren zijn. Niet dat ik ineens een muts ben geworden: ik vind het ook lekker om soms uit m’n dak te gaan. Maar ik denk tegelijkertijd heel vaak: Waar maak je je druk om?”
Over de toekomst is ze bezorgd. Hoewel ze het afgelopen jaar met kleine, kleine stapjes vooruit is gegaan, zijn er elke keer weer tegenvallers. „De dokter vertelde pas dat het krijgen van kinderen voor mij heel moeilijk zal zijn. Daar gaat m’n kinderwens.”
Ook een opleiding zit er waarschijnlijk niet in, gezien de moeite die ze heeft met haar schoolwerk.
Soms zit ze er helemaal doorheen, zegt ze. Op zulke momenten heeft ze veel steun aan familie en vrienden. „Pas kreeg ik op een heel donker moment een sms’je met: „Ha Miek, hoe is het?” Dat zie ik als hulp van God.”
Naar de kerk gaat ze al sinds het ongeval niet meer: te vermoeiend. Naar preken luistert ze in gedeelten, via internet. Maar ze klampt zich vast aan Gods beloften. „Het kruis is mijn troost, mijn teken dat God er is, wat er ook gebeurt. Ook al is het soms moeilijk te geloven dat het goed komt.”