Sinds vorig jaar mei gaat hij elke donderdagavond naar de brandweer­kazerne in Gelder­malsen. Soms bespreekt zijn groep van twintig jongens daar theorie of vaardigheden. Liever heeft Huibert een oefenavond. Dan rukt de jeugdbrandweer uit naar een ruimte in bijvoorbeeld een bedrijfspand, op een boerderij of een tankstation. Daar wordt een brand nagebootst met borden met vlammen erop, knetterkastjes en lichtslangen. „De jeugdbrandweerleider bepaalt of we de handelingen goed uitvoeren.”

Tankautospuit

Geroutineerd opent Huibert de luiken van de tankautospuit van de jeugdbrandweer. De dikke slangen die erachter vandaan komen, maakt hij zo aan elkaar vast. „Tijdens de oefeningen doe ik dat ook, omdat ik in de waterploeg zit. Met een andere jongen ben ik verantwoordelijk voor de waterwinning.” Wat dat inhoudt? „We zoeken naar een plaats waar we aan water kunnen komen. Dat kan een sloot zijn, maar meestal is het een ondergrondse brandkraan. Met verschillende slangen kun je een brand op meerdere manieren blussen.”

Veiligheid

Nonchalant loopt Huibert de ruimte in waar de uniformen van de jeugdbrandweer hangen. Zijn uniform is instapklaar: de broekspijpen zitten om de schachten van de laarzen. Op die manier kan hij de brandweer­kleding als dat nodig is supersnel aantrekken en meteen op weg gaan naar de brand. De nagebootste brand, in dit geval.

De jeugdbrandweer blust zonder water, maar verder zijn er volgens Huibert veel overeenkomsten met de manier waarop de brandweer normaal te werk gaat. „Ook bij ons zijn snelheid en veiligheid heel belangrijk. Daar krijg je punten voor op wedstrijden. Van tevoren worden we getraind om via portofoons de goede vragen te stellen en informatie over de brand in te winnen.” Alert blijven is volgens Huibert heel belangrijk. „Pas werd er bijvoorbeeld tijdens een wedstrijd gezegd dat er vijf personen in een brandend pand waren achtergebleven. Het bleken er uiteindelijk zes te zijn. Zoiets kun je in het echt ook hebben.”

Samenwerking

Het trainen bij de jeugdbrandweer is meer dan alleen een spelletje, weet Huibert. „Je maakt inderdaad spelenderwijs kennis met de brandweer, zonder dat het echt om levens gaat. Maar het is niet zo dat je alle oefeningen gewoon even doet. Het is soms echt pittig, als er bijvoorbeeld een invalide slachtoffer is. Vooral als dat niet gespeeld is.”

Samenwerking met de andere leden van het team is erg belangrijk. Dat gaat Huibert prima af. „Toevallig zitten er ook nog eens veel mensen in mijn groep die ik ken van de Gomarus Scholen­gemeenschap. We hebben het altijd leuk en gezellig met elkaar. En een ander voordeel: er wordt rekening gehouden met onze christelijke achtergrond: oefeningen en wedstrijden zijn nooit op zondag.”

Beroep

De slangen gaan terug de pompwagen in, Huibert sluit de roldeuren. „Het is mooi werk; als brandweer kun je veel betekenen voor mensen en dieren in nood.”

Of hij zich na zijn achttiende ook bij de vrijwillige brandweer gaat aansluiten? „Misschien wel. Maar ik kan er ook voor kiezen om van het vrijwilligerswerk mijn beroep te maken. Daar ben ik nog niet helemaal uit.”

Dit is het eerste deel in een vierdelige serie over jongeren en vrijwilligerswerk. Volgende week woensdag deel 2.