Het hof stelt dat scholen voor bijzonder onderwijs volgens de wet eisen mogen stellen die nodig zijn voor de verwezenlijking van de grondslag ervan. De rechter moet vooral nagaan of een onderwijsinstelling daarin consequent is. Dat is het Don Bosco College.

Volgens het hof was de leerlinge verder bekend met de katholieke grondslag van de school toen zij zich er aanmeldde. Ze had er dan ook rekening mee moeten houden dat een zichtbare uiting van het islamitische geloof mogelijk niet toegestaan zou zijn.

Het meisje was vorig schooljaar een hoofddoek gaan dragen. Ze mocht toen van de school de lessen niet meer bijwonen en moest haar schoolwerk in een aparte ruimte bijhouden. Als ze haar hoofddoek zou blijven dragen, moest ze zelfs helemaal vertrekken.

Haar vader stapte vervolgens naar de Commissie Gelijke Behandeling (CGB). Die oordeelde dat de school zich schuldig maakte aan discriminatie op grond van godsdienst. Toen het Don Bosco College de (juridisch niet bindende) uitspraak van de CGB naast zich neerlegde, stapte het meisje naar de rechter. De rechtbank gaf de school - net als het hof nu - eerder ook al gelijk.