„Cicero heeft ooit gezegd: histora vitea magistra est: de geschiedenis is de leermeester van het leven. We kunnen als mensen niet in de toekomst kijken. Dat heeft de geschiedenis wel bewezen. Maar we proberen het wel: veel mensen zijn nieuwsgierig naar de toekomst. Iedereen vraagt zich af hoe het straks zal gaan met studie of baan, kinderen en familie. Christenen vragen zich ook af hoe het er over pakweg vijftig jaar voor zal staan met de godsdienst in Nederland. En terecht.

Wat valt er te zeggen over de toekomst van de kerk? Wereldse kennis en wetenschap stellen altijd teleur. Daarom vind ik het, evenals Salomo, belangrijk om op Gods wijsheid te wijzen. De Bijbel leert ons veel over de toekomst. Die tijd wordt voorgesteld als een tijd van verdrukking. De kerk zal niet met rust gelaten worden door de satan, de antichrist en de wereld. Ik vind het dan ook niet verbazing­wekkend dat er sprake is van veel kerkverlating.

Ik merk ook dat kerken in Nederland veranderen. Dat is al tientallen jaren zo. Soms pleiten gemeenteleden ervoor om meer oog te hebben voor de jeugd. Er wordt dan vooral afgegeven op kerkelijke inzettingen. Het karakter van de eredienst waarin God centraal staat, wordt zelfs ingewisseld voor een dienst ter ere van menselijke behoeften. Maar ik las bij een predikant dat eigenwillige godsdienst niet beter is dan geen godsdienst en dat Gods geboden niet straffeloos verzaakt kunnen worden. Het moet ons te doen zijn om verzoening van de zonde, niet om allerlei vernieuwingen in de eredienst.

Wanneer ik aan de toekomst denk, gaat het er niet primair om wat er allemaal zal komen, maar Wie er komt. En de christen wéét Wie er komt! De vraag hoe je tegenover die komende Rechter staat, is van eeuwig belang. Zal Hij verheerlijkt worden in je herschepping, of in je verwerping?”