-

Johannes Calvijn

„Wil je weten wat je hebt aan je doop? Dan moet je als eerste letten op wat God belooft als je wordt gedoopt. God belooft dat Hij je als Zijn kind aanneemt (adopteert). Zelfs als jij nog te klein bent om Hem Vader te noemen. Doordat je bent gedoopt, weet je dat Hij je zonden heeft vergeven. En dat je bij Hem hoort. Je bent voor Hem geen vreemde. Als dat je niet interesseert, dan heb je er niets aan. Maar als je het gelooft, dan is het een enorme troost. Door de doop weet je extra zeker dat het waar is wat God belooft.” (Johannes Calvijn, 1509-1564)

-

Hermann Friedrich Kohlbrugge

„Het gaat niet goed in de streek waar ik woon. Allerlei mensen komen in opstand en er wordt gevochten. We weten niet welke kant het op gaat. Er lijkt honger te komen. Hoe moet het dan met mijn gezin? Gelukkig weet ik dat God alles in Zijn hand heeft. Ik denk vaak aan de doop. God heeft beloofd dat Hij ons hele leven onze Vader wil zijn. Van mij en van mijn kinderen. Hij heeft beloofd dat Hij alles zal geven wat we nodig hebben. En dat Hij het kwaad tot ons welzijn zal gebruiken. De Heere Jezus is de Heiland van ons en onze kinderen. De Heilige Geest is onze leraar en trooster. Daaraan klamp ik me vast. Voor mezelf, voor mijn vrouw en kinderen. Met mijn zonden, met mijn nood en met mijn lege maag.” (Hermann Friedrich Kohlbrugge, 1803-1875)


-

Maarten Luther

„Als ik naar mezelf kijk, word ik soms heel bang. Ik doe zo veel wat niet goed is. Dan zegt de duivel tegen me: „Jij kunt toch niet zalig worden!” Weet je wat ik dan doe? Dan zeg ik hardop tegen mezelf: „Ik ben gedoopt!” En dan denk ik eraan wat dat betekent: God heeft beloofd om mij mijn zonden niet aan te rekenen. En Hij heeft ook beloofd om de zonde in mij te doden. Ik oefen mezelf om dat steeds te geloven. Om mezelf steeds vast te houden aan Gods belofte bij mijn doop. Het is als een jas, die je elke dag weer aan moet doen.” (Maarten Luther, 1483-1546)