De Chinese vrouw woont al meer dan twintig jaar in Veenendaal. „Ik werd in China verliefd op een Nederlandse jongen die daar studeerde. Daarom ben ik naar Nederland gekomen.”

Ye werd in 1966 geboren. „Op dat moment was de leider van de Communistische Partij, Mao, aan de macht. Weet iemand wat het communisme is?” De leerlingen hebben er wel over gehoord, maar uitleggen is lastig. „Het ideaal van het communisme is dat niemand meer geld heeft dan een ander”, vertelt Ye. „Mensen moeten alles met elkaar delen. Als ze dat niet willen, worden ze ertoe gedwongen.”

Toen Ye voor het eerst naar school ging, leerde ze niet haar eigen naam schrijven, maar die van de grote leider Mao. „En toen we dat konden, moesten we deze zin leren schrijven: „Moge Mao Zedong tienduizend jaar leven.” Jullie snappen ook wel dat dat niet kan. Maar Mao zag zichzelf als God en de Chinezen geloofden alles wat hij zei.”

In 1976 stierf Mao. „Dat was een schok voor de mensen. Ze dachten echt dat hij altijd zou blijven leven.” Zijn Communistische Partij bestaat nog steeds. Maar China is volgens Ye niet echt communistisch meer. „De leiders van de partij hebben heel veel geld, maar ze delen het niet met anderen. Ondertussen doen de gewone arbeiders er alles aan om ook rijk te worden. Ze denken alleen maar: hebben, hebben, hebben. Alle jongen mensen willen een eigen auto rijden. En het liefst een BMW of een Mercedes.”

Maar Ye ziet ook mooie dingen gebeuren. „Er komen heel veel Chinezen tot bekering.” Zelf kreeg ze van haar oma de Bijbelverhalen mee. „Mijn opa van mijn moeders kant was predikant. Hij stierf toen hij nog jong was en liet mijn oma met tien kinderen achter. Mijn oma had bijna niets in huis, maar toch was ze altijd blij. Later, toen ik zelf tot geloof kwam, begreep ik hoe dat kwam. Haar huis was vol met de liefde van God.”

Het is muisstil in het klaslokaal. De eersteklassers luisteren aandachtig naar het levensverhaal van Ye. Het is opletten geblazen, want ze heeft een duidelijk Chinees accent. „Nederlands is een moeilijke taal om te leren, hoor”, zegt ze. „Er zit niet veel logica in.”

Eén ding is zeker, Ye kan heel wat beter Nederlands dan de leerlingen Chinees kunnen. Ze hebben inmiddels een aantal weken Chinese les achter de rug en kunnen een klein gesprekje in het Chinees voeren. De plusklas van het Ichthus College volgt het hele jaar door verschillende modules van zes weken. Sinds vorig jaar wordt er ook Chinees gegeven. Een gastdocent geeft de taallessen, geschiedenisdocent C. D. van den Heuvel verzorgt het gedeelte over de Chinese politieke geschiedenis.

„Ik liep al langer met het idee om meer met China te doen”, aldus de docent. „Omdat het land een opkomende wereldmacht is, maar ook omdat het christendom hard groeit onder de Chinezen. Het lijkt me goed als er Nederlandse christenen zijn die enige kennis hebben van de Chinese taal.”

Aan het einde van de les mogen de leerlingen vragen stellen. Van die mogelijkheid maken ze dankbaar gebruik. „Kunt u met stokjes eten?” wil een meisje weten. „Natuurlijk”, zegt Ye verbaasd. „Dat doe ik elke dag.”