Het getreiter begint bij Richard als hij in de brugklas zit. Hij is niet zo gevat als de meeste andere jongeren. Zijn ouders maken geen verre vakanties, kopen geen merkkleren voor hem en hebben geen geld voor een kapper die zijn haren volgens de laatste mode knipt.
„Ik hoorde er niet bij. Mijn klasgenoten stopten mijn rugtas in de prullenbak. Ze probeerden me door het lint te laten gaan, zodat de docent me straf zou geven. Het was allen tegen één en één tegen allen. Continu had ik last van spanning: als ik door de gang liep, voelde ik de ogen van de andere leerlingen in mijn rug prikken. Alsof iedereen mij veroordeelde.”
Door elke dag opnieuw afgewezen te worden, gaat Richard geloven dat hij niets waard is. „Ik was een doetje”, zegt hij zelfs nu nog over zichzelf. „Ik had geen uitstraling, deed niet aan sport, ging niet op vakantie, was niet sterk, had geen spannende dingen te vertellen, kon me niet verweren. Het voelde alsof ik helemaal niets voorstelde.”
Een aantal keren probeert hij een eind aan het pesten te maken door naar zijn mentor te stappen. Die neemt het echter niet zo ernstig op.
Fantasieën
Met zijn ouders spreekt Richard niet over school. „Ik wilde hen er niet mee lastigvallen. Ze waren erg druk met hun eigen bezigheden. En de sfeer thuis was ook niet zo open.” Of ze niets aan hem merkten? „In die tijd werd ik een meester in toneelspelen.”
Richard stort wél dagelijks zijn hart uit voor God. „In die tijd heb ik leren bidden. Ik vertelde God elke dag wat er was gebeurd, en dat hielp mij om het allemaal op een rij te zetten. Het was een soort verwerking van de dag.”
Ook zoekt hij verlichting in fantasieën. De kilometerslange fietstocht van school naar huis legt hij gewoonlijk in een droomtoestand af. „Meestal schreef ik mezelf de grootste heldenrollen toe. Ik had achteraf niet kunnen vertellen welke kruispunten ik was gepasseerd en of ik had moeten wachten voor een verkeerslicht.”
Hij zwijgt even, verlegen zoekend naar woorden. „Er waren ook seksuele fantasieën. Ik zocht liefde in masturbatie. Elke dag van de week, soms meerdere keren per dag. Om er nadien alleen nog maar beroerder aan toe te zijn. Vooral tegenover God voelde ik me schuldig. Ik bad of Hij me ervan wilde verlossen, maar het gebeurde niet.”
Sporen
Achteraf ziet Richard dat God wel degelijk geholpen heeft in die tijd. Zo was er een fietsgroep waarin hij vaak meereed en die hem volledig accepteerde. „Pas nu begrijp ik hoeveel dat voor me betekend heeft.” Gods hand is eveneens zichtbaar in de grote verandering die na de brugklas ontstaat: Richard komt in een andere klas, raakt bevriend met een aantal jongens en de pesters gaan naar een andere school.
Het getreiter heeft echter onuitwisbare sporen achtergelaten. De pesters zijn verdwenen, maar Richard blijft erg onzeker, past zich aan iedereen aan en voelt zich doorlopend gespannen.
Ook komen er nieuwe moeilijkheden op zijn pad. Hij krijgt psychische problemen door gebeurtenissen uit het verleden en blijkt homoseksuele gevoelens te hebben. „Ik kreeg buikpijn, terwijl ik geen buikpijn had. Voelde me ziek, terwijl ik helemaal gezond was. Ik werd depressief. Huilen deed ik niet; dat kon ik niet meer. Ik trok me juist compleet in mijzelf terug.”
Maakte Richard al langer plannen om een einde aan zijn leven te maken, er komt een avond waarop hij het bijna daadwerkelijk doet. Bijna. Slechts de aanwezigheid van een vriendin houdt hem tegen om zijn auto tegen een boom aan te rijden. „Toen wist ik dat ik professionele hulp moest gaan zoeken.”
Verandering
De afgelopen twee jaar is er stapje voor stapje veel veranderd in Richards leven. Niet alleen door de psychologische hulp die hij gekregen heeft. Onder meer ook doordat hij belijdenis gedaan heeft van zijn geloof in God. „Ik weet niet of ik door mijn homoseksuele gevoelens ooit een relatie kan aangaan met een meisje, maar ik ben ervan verzekerd dat ik de Heere Jezus wil volgen en dat ik Zijn bloed nodig heb voor mijn zonden.”
Wel worstelt hij nog steeds met de gevolgen van het pesten. „De fantasieën zijn er bijvoorbeeld nog. Ook heb ik concentratieproblemen en vind ik het erg lastig om over het gebeurde te spreken. Tijdens dit interview ben ik blij met elke praatpauze, omdat ik dan mijn emoties weer in balans kan brengen. Het zou helpen als ik eens flink kon huilen.”
Wat als hij ooit zijn voormalige pesters tegen het lijf loopt? „Gelukkig zie ik hen nooit. Maar als dat gebeurt en ze staan open voor een gesprek, dan ga ik dat aan.”
En als ze hem om vergeving vragen? „Ik heb hen een tijd lang gehaat, maar nu niet meer. Ze wisten niet wat ze aanrichtten.”
De naam en de persoonlijke omstandigheden van Richard zijn om privacyredenen veranderd.