Hoever bent u?

„De ”Institutie” bestaat uit vier boeken. Ik ben nu in het laatste deel bezig, over de sacramenten. In de eerste week van juni hoop ik klaar te zijn. Het was een hele kluif.

De tekst gaat eerst naar de meelezers en op 1 juli ligt die bij de uitgever. In het najaar volgt publicatie. De titel is ook al bekend: ”Vast en zeker”.”

Waarom een bewerking van de ”Institutie” voor jongeren?

„Je zoekt een werk dat veel bekendheid heeft. Eentje die veel is geprezen, maar weinig is gelezen. Ik denk dat alle jongeren wel van de ”Institutie” hebben gehoord, maar dat 99,9 procent van hen het boek niet heeft gelezen. Daarbij komt dat jongelui met vragen lopen, maar de antwoorden niet willen of kunnen opzoeken. Ze gebruiken vaak het argument dat de boeken –zoals de ”Institutie”– zo dik en zo moeilijk zijn. En dan hebben ze nog gelijk ook. Een 14-jarige vmbo’er moet de bewerkte ”Institutie” kunnen snappen.

Daarbij komt dat het dit jaar een herdenkingsjaar voor Calvijn is. Dat speelde ook mee.”

Valt zo’n enorm dik boekwerk wel te vatten in een boekje van een paar honderd bladzijden?

„Dat moet natuurlijk nog blijken. Maar van de 1600 pagina’s van de ”Institutie” kon ik er 700 zo overslaan. Effectief hoefde ik maar zo’n 900 pagina’s te bewerken. Dit komt doordat Calvijn soms erg lang van stof kon zijn over onderwerpen zoals de paapse mis of over het feit dat priesters niet mochten trouwen. Soms bestrijdt Calvijn wel veertig pagina’s lang een of andere filosoof, zoals Osiander. Briljant hoor, maar ik had al geen idee wie Osiander was, laat staan jongeren. Dus die paragrafen zijn snel geschrapt.”

U werkt met vragen en antwoorden, de paragraafstructuur van Calvijn vervalt.

„Klopt. Het is wel belangrijk dat je de lijn van het origineel vasthoudt. Daarom volg ik Calvijns opzet wel. In kaders –die ik veel gebruik– verwijs ik door naar het boek zelf en beschrijf ik in het kort waar delen die vervallen over gaan. Calvijn gaf in de ”Institutie” vooral antwoorden, ik stel voor de duidelijkheid de vragen erbij.”

U spreekt de lezer consequent aan met je en jij, bewust?

„Ja, achteraf gezien ben ik daar erg blij mee. Ik ben ervan overtuigd dat jongeren aangesproken willen worden. Dat doe je niet met woorden als men, ons en wij.

Voor je en jij is al bij het eerste boek gekozen. Een waagstuk misschien, maar we horen van mensen die de boeken lezen dat ze het fijn vinden. De boodschap komt heel direct binnen. Ook ouderen zijn positief. Het heeft wel een keerzijde. Sommige jongeren werden bang bij het lezen van ”Op leven en dood” (titel van de bewerking van de ”Viervoudige staat” van Boston, MK), bijvoorbeeld bij de heftige beschrijving van de hel.”

Heeft de ”Institutie” jongeren wat te zeggen, bijna 500 jaar na verschijnen?

„Mij in eerste instantie niet. Toen ik jong was, heb ik het werk nooit ingekeken. De omvang schrikt al af. Ik zie het als een mooie taak om daar verandering in te brengen. De taal moet sprankelen. Dat is de uitdaging. Ik hoop dat het lukt.

En: de ”Institutie” bezit nog steeds zeggingskracht, het werk heeft jongeren absoluut iets te vertellen. Zo had ik pas een gesprek met een meisje over wat de kerk haar nog te zeggen had. Calvijn kwam met een mooi antwoord. Hij schrijft dat als je mag geloven dat God jouw Vader is, de kerk jouw moeder is. Je kunt niet zonder moeder, en dus ook niet zonder de kerk. Buiten de kerk is er geen zaligheid.

Jongeren lopen met veel vragen. Vragen over de uitverkiezing of over hoe je nu rechtvaardig wordt voor God. Of over waarom je kinderen moet dopen en hoe je de Drie-eenheid moet zien. Het wordt állemaal behandeld in de ”Institutie”. Welk onderwerp eigenlijk niet? Nee, echt waar. Alles komt aan bod. En dat is ook niet vreemd. God is nog steeds Dezelfde en de mens is dezelfde! De kernzaken van het geloof zijn gelijk.

Nu ja, vragen over sociale media, daarvoor hoef je natuurlijk niet bij Calvijn te zijn.”

Wat is het verschil met uw vorige boeken over ”Het zien op Jezus” en de ”Viervoudige staat”?

„De ”Institutie” is heel dogmatisch. Het stelt de leer vast. Calvijn is een van de eersten geweest die de leer van de Reformatie uitgebreid op papier hebben gezet.”

Dus minder praktisch, meer leerstellig.

„Minder pastoraal vooral. Want veel van de inhoud kun je wel praktisch toepassen. Maar dat moet ik er soms wel zelf uithalen. Door de vragen die een jongere kan stellen te gebruiken in de tekst. Het verraste me hoe praktisch Calvijn was, bijvoorbeeld bij de behandeling van het gebed.”

Kunnen we meer boeken van u verwachten?

„In 2017 herdenken we de Reformatie en in het bijzonder Luther. Misschien dat ik zijn boek over de Galatenbrief ga bewerken; dat speelt in ieder geval door mijn hoofd. Andere opties: de ”Redelijke godsdienst” van Brakel of de ”Toetssteen der ware en valse genade” van Van der Groe. Je kunt plannen maken, maar je weet nooit hoe het loopt. Zolang het kan, hoop ik dit te blijven doen.”

Heeft het onderzoeken van de Institutie uw persoonlijke waardering voor Calvijn veranderd?

„Ik had al veel waardering voor Calvijn. Maar zijn helderheid van inzicht over bijvoorbeeld bekering en wedergeboorte trof mij. En natuurlijk ook waardering voor hoe hij dat heeft gedaan.” Barten pakt een vulpen van de tafel. Grijnzend: „En maar pennen.”

Hij vervolgt: „Het is ongekend wat een Bijbelkennis en een licht van boven Calvijn kreeg. We mogen heel blij zijn dat we zijn werken nog hebben. Ik wil het oude goud een beetje afstoffen en laten glimmen, maar hoop alleen wel dat ik niet zo hard boen dat het goud zilver wordt.”