-

Ties (13): „Nieuw-Zeeland verveelt nooit”

Het kwam eigenlijk allemaal door de oom van Ties. Hij maakte een wereldreis en ontmoette een Nieuw-Zeelandse vrouw. Hij trouwde met haar in Nieuw-Zeeland en nodigde de zesjarige Ties, zijn broertje en ouders uit. Ties’ ouders waren direct verkocht. „Ze riepen de hele tijd: „Kijk nou ’s naar die bergen, die bossen en stranden!” Ik vond alleen de vogels met vreemde snavels en vleugels interessant.”

Terug in Nederland blijven Ties’ ouders over Nieuw-Zeeland praten. Ze wilden verhuizen, naar de stad Christchurch. Ties voelde er weinig voor. „Ik had net een leuk vriendinnetje. En ik wilde helemaal niet weg uit ons huis in Utrecht. Gelukkig duurde het nog vier jaar, maar toen verhuisden we echt.”

De eerste schooldag in Nieuw-Zeeland vond Ties vreselijk spannend. „Ik sprak maar zeven woorden Engels. Daar werd ik behoorlijk mee gepest. Na een half jaar kon ik me prima redden en had ik drie goede vrienden.”

Langzaamaan wende Ties aan het idee dat hij geen vakantie vierde in Nieuw-Zeeland , maar er bleef wonen. Aan het land ligt het niet; Ties kreeg nieuwe hobby’s, zoals dolfijnen en walvissen spotten. En de mensen in Nieuw-Zeeland vindt hij nog steeds veel aardiger dan Nederlanders.

Met de minpunten van Nieuw-Zeeland kreeg Ties ook te maken. Letterlijk, zelfs. Christchurch ligt op een plek waar aardbevingen voorkomen. Dat wist Ties wel, maar hij dacht er weinig over na. Tot september 2010. Christchurch werd getroffen door de zwaarste aardbeving sinds 1931.

Ties en zijn familie kwamen er zonder kleerscheuren af. „Ik was niet bang, maar hoorde dat naschokken zich nog wel een halfjaar zouden kunnen voordoen. Daar word je niet vrolijk van.” In de week na de beving sliep hij daarom onder de eettafel, want die tafel zou omvallende boekenkasten op kunnen vangen.

In februari 2011 werd Christchurch opnieuw getroffen. Er kwamen 181 mensen om en het centrum van de stad werd bijna compleet verwoest. Ties woont dicht bij de puinhopen. Aan verhuizen moet hij echter niet denken. Ties heeft z’n plekje in Nieuw-Zeeland helemaal gevonden. „De aardbeving was een dieptepunt. Christchurch is voorgoed veranderd. Maar ik wil hier graag blijven, want zo’n avontuurlijk land verveelt nooit.”

----

Heimwee naar hagelslag

Ties en Muriel zijn twee van de elf jongeren die een plekje kregen in het boek ”Heimwee naar hagelslag”. Auteur Lotte Stegeman (hoofdredacteur van jeugdweekkranten) interviewde de jongeren over hun emigratie en nieuwe leven in het buitenland.

Het onderwerp fascineert Stegeman. „Stiekem heb ik grenzeloos veel bewondering voor gezinnen die zomaar hun boeltje in een container gooien en op een andere plek opnieuw beginnen.”

Haar boek geeft een interessant inkijkje in het dagelijks leven van de jongeren. De persoonlijke verhalen zijn geïllustreerd met zwart-wit­foto’s. Kleurenfoto’s hadden het boek ongetwijfeld nog aantrekkelijker gemaakt.

”Heimwee naar hagelslag” leest makkelijk weg. De auteur hanteert eenvoudig en eigentijds taalgebruik. De doelgroep is klein. Voor de geëmigreerde kinderen zijn de ervaringen levensbepalend, maar de verhalen zijn zo persoonlijk dat ze eigenlijk alleen interessant zijn voor kinderen die in eenzelfde situatie zitten of komen.

Minpuntje is dat het taalgebruik hier en daar erg recht voor zijn raap is. De interviews worden ontsierd door enkele bastaardvloeken.

”Heimwee naar hagelslag. Mijn ouders emigreren (en ik moet mee)”, Lotte Stegeman; uitg. Moon, Amsterdam, 2012; ISBN 978 90 488 1416 9; 200 blz.; € 13,95.


-

Muriel (17): „Franse jongens zijn macho’s”

Van het altijd drukke Rotterdam naar een rustig Frans plattelandsdorpje. Muriel moest er behoorlijk aan wennen. Onbekend gebied was Frankrijk niet; Muriel vierde bijna al haar zomervakanties in het vakantiehuis van haar ouders, op het platteland van de Bourgogne.

Muriels ouders genoten zo van de Franse cultuur dat ze besloten er voorgoed te gaan wonen. Muriel en haar twee zusjes moesten mee. Al zag Muriel dat op haar negende helemaal niet zitten. „Ik vond het niks. Ik wilde echt geen afscheid nemen van mijn vriendinnen.”

In Frankrijk moet Muriel wennen. Aan haar nieuwe huis, aan school en aan de Franse jongeren. Voor het vwo moet ze op een internaat wonen. Ze mist haar familie enorm, maar maakt veel vriendinnen. Met de jongens heeft Muriel meer moeite. „De Franse jongens bij mij op school zijn niet leuk. Ze proberen macho over te komen, wat totaal niet lukt. Ze doen bijna niks anders dan voetballen en slechte grappen maken. Ik heb een keer een Frans vriendje gehad, maar al heel snel werd me duidelijk dat het geen match was. Nederlandse jongens zijn een stuk volwassener.”

Welke verschillen Muriel nog meer opvallen? „Alle Fransen zeggen ”u” tegen iedereen. En ze spreken verschrikkelijk slecht Engels. Ze vinden dat iedereen maar Frans moet spreken. Arrogant, vind je niet?”

Ongelukkig voelt Muriel zich niet in Frankrijk. „Maar ik was gelukkiger toen ik in Nederland woonde. Dichter bij familie en vrienden en midden in de stad. Ook mis ik stroopwafels, hagelslag, pindakaas en tompoezen. En gewoon Nederlandse gele, oude kaas. En Fristi, daar ben ik echt dol op. Gaan we naar Nederland, dan nemen we acht pakken mee terug. Heerlijk. Vlokken staan ook op mijn verlangslijstje. En wat er áltijd achter in de auto ligt als we vanuit Nederland terugrijden: dubbelvla, aardbei en vanille. Mijn favoriet.”

Waar Muriel over een paar jaar hoopt te wonen? „Dat zou Nederland kunnen zijn. Of Australië. Of Engeland misschien. Frankrijk komt in het rijtje opties niet voor.”