„Armoedig”, oordeelt Evelien Rijstenbil (16) uit Scherpenisse. „Zielig, die mensen”, meent Leandra Molhoek (15) uit het Zeeuwse Gawege. „Een bijzondere ervaring”, vindt Arenda Krijger (16) uit Borssele.

De drie behoren tot de groep van twaalf mbo 1-leerlingen van het Calvijn College in Krabbendijke die een uitstapje naar het asielzoekerscentrum (azc) in Goes maakten. Daar kregen ze een rondleiding en spraken ze met enkele buitenlanders.

„Het was indrukwekkend om daar te zijn”, zegt Leandra. „Wij Nederlanders leven in een groot huis, terwijl er in het asielzoekerscentrum zo weinig ruimte is.”

Arenda: „Wat me het meest raakte was dat er soms meerdere gezinnen in een huisje moesten. Geen gewoon huisje, maar een soort minirijtjeshuis waarin bijna geen meubels staan. Een tafel, een bed, een wastafeltje en een kastje, dat was het wel. Terwijl ze al zo veel meegemaakt hebben in hun eigen land.”

Ook Evelien was gechoqueerd. „Wij zijn zo rijk vergeleken met de asielzoekers die daar leven. Alles in het azc is oud en niet zo fris. Ik zou er niet willen wonen; het lijkt me best erg.”

Of de asielzoekers dat ook vonden? Evelien weet het niet: „Misschien vinden zij dat ze het hier juist goed hebben.”

Arenda: „Ze zijn heel positief over de situatie in ons land. Dat zeiden ze in een gesprekje met ons. Ze vinden Nederland een goed land.”

Veel hebben ze niet met de asielzoekers in het centrum gesproken. Dat bleek namelijk moeilijker dan gedacht. „We verstonden hen niet goed”, zegt Evelien. Leandra: „Sommigen kenden een beetje Nederlands, met anderen probeerden we Engels te praten. Maar zij konden ons meestal niet goed volgen en wij hen niet.”

Of de drie na deze bijzondere excursie nog eens terug zouden willen naar het azc? Leandra misschien wel, zegt ze. „Er werd ons verteld dat ze er veel maatschappelijk werkers kunnen gebruiken. Dus misschien dat ik er voor een stage terechtkan, of voor vakantiewerk.”

Arenda is wat minder enthousiast. „Ik zou best nog eens willen komen, maar asielzoekers helpen lijkt me heel moeilijk. Wat kun je voor hen doen?”

Evelien ziet een ander probleem. „Ik woon een eind van Goes vandaan en heb al vakantiewerk.” Ze aarzelt even. „Maar als ik zou weten wat ik er zou kunnen doen, dan ging ik. De mensen in het asielzoekerscentrum komen vaak uit landen waar oorlog is; daar zie je hoe het leven echt is. Misschien dat ik hen blij kan maken met mijn hulp.”