Augustus 2001. De familie Niawarani slaat op de vlucht. De situatie in Iran, waar het islamitische regime het voor het zeggen heeft, is voor hen onhoudbaar geworden. Ze moeten weg.

De dan 5-jarige Parisa krijgt maar weinig mee van de vlucht. Waar ze heen gaan en waarom weet ze niet. Alleen maar dat zij, haar dove ouders en haar oudere zus op zoek zijn naar veiligheid.

Het gezin belandt in Nederland en vraagt daar asiel aan. Dat niet alleen: ze bekeren zich ook tot het christendom.

Jarenlang gaat Parisa naar school in Nederland. Ze leeft als elk ander Nederlands meisje. Op één uitzondering na: zij heeft geen eigen huis. Elke middag weer moet ze terug naar het asielzoekerscentrum in Katwijk, waar ze met heel veel andere gevluchte families woont. En elke dag weer is er die onzekerheid. „We weten nooit wat er gaat gebeuren. Vaak dromen we er ’s nachts van. Dat we terug naar Iran moeten.”

Soms, als Parisa uit school komt, ligt er een brief van de Dienst Terugkeer en Vertrek te wachten. Met Parisa’s moeder in paniek ernaast, wachtend op haar dochter die de brief voor haar in het Nederlands kan vertalen. Parisa: „Het is toch niet te geloven dat we na al die tijd nog steeds teruggestuurd kunnen worden? Het woord ”vertrek” alleen al.”

Of het echt zo onveilig is om terug te keren naar Iran? „Natuurlijk! President Ahmadinejad zegt op tv wel dat er geen problemen zijn met christenen, maar intussen flikt hij van alles. Er vluchten veel Iraanse christenen naar Nederland. Waarom zouden ze dat doen als er geen problemen voor hen waren?”

Los daarvan is het voor Parisa ook helemaal haar thuisland niet meer. „Ik voel me Nederlandse”, zegt ze beslist. “Ik ben opgegroeid tussen de bloembollen en koeienvlaaien. Hier heb ik mijn jeugd besteed.”

In 2005 moet de familie eigenlijk terug naar Iran. Ze weigeren te gaan. „Als christen word je daar gevangengenomen, gemarteld, geëxecuteerd. De Immigratie- en Naturalisatiedienst zegt dat we best in Iran kunnen wonen, zolang we onze mond maar houden en niet evangeliseren. Maar iedereen heeft toch het recht om voor zijn geloof uit te komen? Bovendien is mijn kleine zusje een kletskous; hoe kan zij haar mond houden? En als we teruggaan naar Iran, moeten mijn zusje en ik naar een moslimschool. We kunnen niet eens lezen en schrijven in het Farsi, geen letter. En dan moeten we de dag beginnen met het aanbidden van profeten en het lezen van de Koran. Dat wil ik helemaal niet.”

Het is niet het enige wat de familie ervan weerhoudt terug te keren. Ze zijn ervan overtuigd dat ze gearresteerd worden zodra ze op het vliegveld in Iran aankomen. „Onze familieleden zijn allemaal moslim. Ze hebben het contact met ons verbroken. Normaal gesproken kun je in een moeilijke situatie op je familie terugvallen, maar dat is in ons geval geen optie. Ze zouden zo allerlei instanties inschakelen om ons op het vliegveld te laten oppakken.”

Parisa en haar familie wonen nu drie jaar in Katwijk. Eerder dit jaar was er sprake van dat de familie terug moest naar Ter Apel, de plek waar vandaan asielzoekers uitgezet kunnen worden naar het land van herkomst. Door een handtekeningenactie ging dat uiteindelijk niet door. Tot opluchting van het Iraanse meisje. „Ik moet er niet aan denken weer naar Groningen te moeten verhuizen. Daar mag je het terrein niet verlaten en kan ik dus niet naar de middelbare school.”

Hoewel er even geen gevaar lijkt te dreigen, blijft de situatie voor Parisa en haar familie slopend. Wat haar helpt is muziek luisteren. En bidden.

Ze wil koste wat het kost positief blijven denken. „Ik denk dat we uiteindelijk in Nederland mogen blijven. Met hulp van mensen om ons heen en door te bidden tot God. En Hem te danken voor wat we nog hebben.”