-

Dit is deel 1 in een tweeluik over misbruik. Zaterdag volgt een interview met een therapeut over wat te doen als je misbruikt wordt of misbruik constateert in je omgeving.


-

17 januari 2007

Ik hoorde hem binnenkomen toen ik huiswerk zat te maken aan de eettafel. De buitendeur ging open en ik verstijfde. De gordijnen had ik uit voorzorg al dichtgedaan. Stel dat iemand ons zou zien. Ik zou door de grond zakken. Straks geloofden ze nog dat ik dit uitlokte.

De kamerdeur ging open. Pure angst overviel me. Het zou weer gaan gebeuren.

Ik keek op toen hij binnenkwam, was expres zo gaan zitten dat ik hem in de gaten kon houden. Hij deed heel gewoon. „Aan je huiswerk bezig?” vroeg hij. Ik antwoordde niet. Hij liep om de tafel heen en kwam achter mij staan, alsof hij geïnteresseerd was in mijn wiskundeopdrachten. Ik voelde zijn handen op mijn schouders, zijn vieze, bleke handen. Zijn parfum maakte me misselijk. Mijn hart klopte in mijn keel; al mijn gedachten blokkeerden. Ik wou dat ik kon wegrennen. Dat ik de moed had om hem weg te duwen. Maar ik kon het niet; ik kan het nooit. Ik ben bang van hem, onredelijk bang.

Wat als ik weiger en hij me verbiedt om nog langer op te passen? Wat moet ik dan tegen mijn moeder vertellen? Wat als zijn vrouw erachter komt?

Ze zullen vragen waarom ik niet meteen heb gezegd dat hij van me af moest blijven. Waarom heb ik dat eigenlijk niet gedaan? Ik had op mijn 12e moeten begrijpen dat die eerste lichte aanrakingen niet onschuldig waren. Andere meiden hadden dat vast meteen doorgehad. Ik ben gewoon stom! En zondig. En vies.

Gelaten onderga ik zijn betastingen. Ook als hij mijn hand neemt en ik hem moet aanraken.

Kon ik het maar tegen iemand vertellen. Wist ik maar dat mensen me zouden geloven. Had ik maar zekerheid dat het echt niet mijn schuld is.

7 februari 2007

Vandaag heb ik de tijd proberen te rekken door de kinderen zo lang mogelijk beneden te houden. Hij fronste zijn wenkbrauwen toen hij thuiskwam. „Nu naar bed”, riep hij boos tegen zijn kinderen. Ik deed alsof ik niet doorhad hoe laat het was en wierp een blik op de klok. „Is het al 8 uur?” schrok ik schijnheilig. Ik hoopte dat het onschuldig klonk, maar mijn stem trilde.

Ik nam de kinderen mee naar boven, en las een extra lang verhaal voor. Maar ik haperde vaker dan normaal, begreep de zinnen niet die uit mijn mond rolden. Mijn oren waren gespitst op de geluiden in het huis. Ging hij al weg? Ik hoorde de douche stromen, hem naar beneden lopen en eten in de magnetron stoppen.

Ik probeerde nog een tweede verhaaltje voor te lezen. Maar hij pikte het niet. „En nu opschieten”, bulderde hij, terwijl hij de trap op stampte. Ik beefde, stopte de kinderen snel onder de dekens, gaf hen een kus en ging naar beneden. De marteling tegemoet.

Ik weet dat het erg zondig is, maar soms denk ik erover om mezelf voor de trein te gooien. Dan stopt het tenminste. Het misbruik, het pesten, alles. Er is toch niemand die mij mist.

9 februari 2007

Wiskunde. Ik liep naar het voorste bankje. Alleen, zoals gewoonlijk. Klasgenoten kwamen me druk pratend voorbij. Ik voelde een duw in mijn rug en keek verschrikt om. Joanne weer. Ze grijnsde, minachting in haar blik. „Tuthola”, zei ze, terwijl ze tegelijkertijd een arm om Rineke heen sloeg. Die giechelde.

Ik sloeg mijn blik neer en schoof snel achter mijn tafel. Ze heeft gelijk. Ik ben de grootste tut allertijden.

Meneer Jorissen, mijn mentor, deelde de repetities van vorige week uit. Ik hoefde niet eens naar mijn papier te kijken om te weten wat er op stond: een 3. Wat boeide een onvoldoende meer of minder.

„Anne, wil je even blijven na de les?” vroeg hij. Ik knikte, maar probeerde me zo snel mogelijk uit de voeten te maken toen de bel ging. Alleen met hém? Geen denken aan. Mannen zijn niet te vertrouwen.

Bij de deur hield Jorissen me toch nog even staande. „Begreep je de stof?” vroeg hij vriendelijk. Ik keek hem wantrouwend aan. Ik weet dat achter vriendelijkheid meestal heel andere gevoelens schuilgaan en wachtte tot ik die in zijn ogen kon lezen. Maar er gebeurde niets. Dus knikte ik maar. Geen idee waar de les over ging, maar dat zou ik hem niet aan zijn neus hangen.

Ik voelde me opgelucht toen ik kon gaan. Niks gebeurd, niemand die het weet. Maar waarom doet het ergens diep vanbinnen dan toch zo’n pijn dat geen mens de moeite neemt om eens door te vragen?

28 maart 2007

Ik heb net geprobeerd mijn huiswerk voor morgen te maken. Het lukte niet. Ik denk dat ik uren achter mijn bureau heb gezeten zonder ook maar iets zinnigs op papier te zetten. Ik heb zitten huilen en ik weet niet eens precies waarom.

God haat mij, zo’n vieze meid. Zeker weten. Mijn ouders haten me ook. Ik maak constant ruzie met hen om niks. Alles is donker en leeg. Ik ben waardeloos en ik wil dood.

Mijn oren suizen. Ik voel me bang. Af en toe schrik ik op, omdat ik onder mijn raam voetstappen hoor. Dan doe ik mijn licht uit en kijk naar buiten. Maar ik zie niemand. Toch weet ik zeker dat er iemand om het huis loopt. Ik denk dat hij het is.

Ik heb daarnet geprobeerd mijn angst in een gedicht te verwoorden. Misschien laat ik het morgen wel aan iemand lezen. Misschien is er wel iemand die mij begrijpt.

29 maart 2007

Mijn wekker ging net af en ik moest alle moeite doen om mijn ogen open te krijgen. De school begint zo, maar ik weet niet waar ik de kracht vandaan kan halen om er te komen.

Afgelopen nacht viel ik pas rond 4 uur in slaap. Hij was in mijn kamer. Ik weet het zeker. Ik heb me stevig in mijn deken gerold, mijn kussen over mijn hoofd, zodat hij niet in mijn bed kon komen. Mijn knieën trok ik op tot mijn kin, mijn armen sloeg ik om mijn borsten heen. Ik durfde haast niet te ademen. Als ik dat wel deed, zou hij weten waar ik lag. Zo ben ik uiteindelijk in slaap gevallen. Vanochtend toen ik wakker werd, leek het of ik me alles verbeeld had. Of is dat ook zo? Was hij er niet? Maar het leek zo echt. Ik ben vast in de war. En moe, zo moe.

Anne is nu een jonge vrouw die met therapie probeert haar trauma te verwerken. Elke dag worstelt ze nog met de gevolgen van het misbruik. De naam van Anne en de data van de dagboekfragmenten zijn om privacyredenen gefingeerd.