Spitsuur in de badkamer van etage 6. Dames drommen voor de spiegel. Keuren hun kapsel. Van voor, van achter, van links en van rechts. De deur slaat. „Opschieten!” Gestommel. De trappenhuizen van zeven etages echoën. In no-time staan zo’n honderd studenten op straat.

Voor die ene man. Huisbaas Henri Slinger. Daar is-ie dan. Nietsvermoedend. Studenten joelen en juichen. Onthalen hun huisbaas als een held. Die laat zich verbaasd en verrast meetronen naar de aula van de hogeschool. Hij krijgt een ereplaats, voorin.

Eerstejaarsstudent Jan Kees Hogchem uit Genemuiden trapt af. Een huisbaas die na tien jaar afscheid neemt, verdient een feestje – een huisbaas als Slinger een festijn. Er wordt een ode ingezet. De leerkrachten in spe blijken ware poëten. De dames van etage vier vervallen in lyriek. Slinger? „Hij is de machinist van onze trein, de shake voor onze slanke lijn, de kern van onze gein, een sterretje bij maneschijn, het pitje in de mandarijn, ons feestvarken op dit festijn.”

Dan de tien mannen van het internaat, etage 7. Sommigen in pak. Een tikje stoer. Hun troef tegen de vrouwelijke overmacht. Als volleerde schoolmeesters declameren ze hun bijdrage. Melodramatisch. De dames joelen, extra lang.

En de huisbaas? Hij grijnst. Bescheiden. Een tikje verlegen door alle aandacht. Hulpeloos onder de hulde. Een bloedrode short krijgt hij cadeau. Met de namen van de studenten – in keurige handschriften. „Ik draag jullie op mijn hart.” En een mand, overvol sigaren. „Fantastisch.” Maar ook: een hypermoderne buitenkeuken. „Te gek. Een wens wordt werkelijkheid.” Slinger is in zijn schik.

De studenten ook. Al zien ze hun huisbaas met lede ogen gaan. Want een internaat zonder huisbaas, tja, dat is als een deur zonder bel. Of een kapper zonder schaar. „Hij is geniaal”, mijmert Marthe Welling uit Opheusden, pabo 4. „Onze internaatpapa. Samen een sigaretje roken na het avondeten; ja, dat ga ik missen.” Haar jaargenoot Kees van Leeuwen uit Lisse knikt. „Hij is kort van stof, maar super zorgzaam. Dankzij hem leven de etages niet op hun eigen eilandje.”

Een betere huisbaas dan Slinger? Die bestaat niet, volgens de Apeldoornse Eline ten Voorde uit 
pabo 1. „Hij lijkt wat nors, maar heeft een groot hart. Verslingerd aan Slinger, wie is het niet?” Gerdine Boot uit Lelystad weet na twee jaar internaat waar Slingers grenzen liggen. „Als het té luidruchtig werd. En als je kamer een enorme puinhoop was, kwam hij vuilniszakken brengen.

De leukste, zotste en dierbaarste herinneringen worden opgehaald. De heren die door Slinger op heter­daad werden betrapt op het dak –hun verboden zonplekje. De dames van etage 3 die tijdens strenge vorst de brandslang testten. Over verstopte afvoerputjes en de mysterieuze verdwijntruc met een frituurpan. Over de biecht- en de liefdesmuur die er –zonder Slingers toestemming– kwamen. Over de deur van etage 7 die onder een nachtelijke verf­partij van de dames bezweek. En de blauwe plekken na een spontaan, edoch pijnlijk, paaseierengevecht.

En Slinger? Hij werd boos, foeterde en trok de touwtjes zo nodig strakker aan. Hij lacht. „Maar het kwam altijd weer goed. Er was vertrouwen van beide kanten.” Hij gaat de jongelui missen. Vast en zeker. „Jullie waren m’n kinderen. In de keuken van het internaat voelde ik me thuis.” Hij oogst een ”ahhh” van de dames en een scheve grijns van de heren.

Slinger laat zijn sporen na. Maar geen opvolger. Over circa anderhalf jaar valt het doek voor het Goudse internaat aan de Ronsse­weg. De teloorgang van een fenomeen. Tot die tijd blijft het internaat wat het was. Bruisend. Allee – ietsje minder dan. Want de huisbaas is weg. En wat voor een. „Hij is knap, hij is lief, hij is stoer, het is super Slinger.” Tja. Daar kun je mee thuiskomen.