Een examen in de buitenlucht, kan dat? Zeker. Voor Gert-Jan van Cadsand was het dinsdag realiteit. Als enige kandidaat liet hij zien hoe je mestwater over het land uitrijdt. Niet geurloos, wel vlekkeloos.

Links zoeven de auto’s en vrachtwagens voorbij over de Zeeuwse snelweg A58. Rechts ligt de dijk. Een containerschip maat XXL steekt erbovenuit en vaart over de Westerschelde richting Antwerpen.

Tussen de weg en het water, direct buiten de bebouwde kom van Kruiningen, ligt de boerderij van de familie Sinke. In de lange loodsen op het erf zitten zo'n 170.000 hennen, die hier worden gefokt voor de leg.

Op een picknicktafel in de tuin zit Gert-Jan van Cadsand (16). Hij heeft geen aandacht voor het containerschip op de Westerschelde, en nog minder voor de snelweg. Hij maakt een planning voor het werk dat hij straks gaat uitvoeren: spoelwater van de kippenstal uitrijden over het land.

Stronten

Vroeger heette dat gieren. „Ik noem het gewoon mesten of stronten”, zegt Gert-Jan. Maar zo mag je dat niet meer noemen. Mest op het land brengen, mag alleen als het geïnjecteerd wordt in de grond. Dat is vanochtend niet de bedoeling. Wat Gert-Jan moet doen, is het vervuilde water waarmee een kippenstal is schoon­gemaakt, op het land brengen.

In principe is dat niet moeilijk voor Gert-Jan, zegt hij zelf. „Ik heb dat al zo vaak gedaan op het akkerbouwbedrijf van mijn vader.” Maar nu is het officieel. Docent-examinator Vorstelman van het Calvijn College in Krabbendijke (locatie Appelstraat) is erbij, evenals examinator Van den Ende, die speciaal van de scholengemeenschap Jacobus Fruytier in Apeldoorn naar Kruiningen is gekomen.

Als Gert-Jan dit examen goed maakt, rondt hij zijn mbo-opleiding niveau 1 met succes af en is hij AKA: Arbeidsmarktgekwalificeerd Assistent. „Best spannend”, vindt hij zelf.

„Niet zenuwachtig zijn”, zegt Vorstelman tegen Gert-Jan. „Je mag dingen vragen als dat nodig is.” Gert-Jan knikt, maar weet prima wat hij moet doen.

Bandenspanning

Als zijn planning af is, loopt hij naar de gereedstaande trekker. Daarnaast staat een giertank waar 5000 liter in kan. „Een kleintje”, lacht Gert-Jan. „Ik ben wel aan grotere combinaties gewend.”

Eerst controleert de examen­kandidaat zorgvuldig de bandenspanning van zowel de tractor als de giertank. Hij test de verlichting. De rechterlamp heeft geen voorzetglas meer, maar doet het toch. Dan rijdt hij de John Deere 1640 beheerst voor de giertank en koppelt beide aan elkaar.

Bij een grote opslagtank stopt hij. Hier tapt hij 5000 liter mestwater af, totdat de giertank helemaal vol zit. Bij het loskoppelen van de slang gulpt het vieze water over de betonplaten en in de grond. Dat mag, knikken de begeleiders. Eén ding is voor hen heel belangrijk: „Het spoelwater mag absoluut niet in de sloot komen. Dan heb je een milieu­delict.” Maar geen zorgen. Gert-Jan verwijdert de mestresten keurig van de betonplaten. Dat loopt echt niet meer in de sloot.

Mestwater

Dan het echte werk: naar het land. Op een stuk grond aan de Polderweg zet Gert-Jan de machine in werking. Met enorme kracht spuit het mestwater de giertank uit, terwijl Gert-Jan rustig over het land rijdt. Binnen de kortste keren is de tank leeg en het land 5000 liter spoelwater rijker. Het ”stronten” zit erop.

Het is te ruiken dat het werk gebeurd is, maar eerlijk is eerlijk: die geur had veel penetranter gekund.

Gert-Jan weet wel dat dit nog niet het einde van het verhaal is. Terug op de kippenboerderij maakt hij de John Deere en de giertank zorgvuldig schoon. Zelfs de banden glimmen weer. Hij klimt in de cabine, rijdt een klein stukje vooruit en stopt dan om ook het resterende stuk van de banden schoon te kunnen spuiten.

De examinatoren zijn onder de indruk. „Dit zijn punten, dit zijn punten”, zegt Vorstelman zacht.

De evaluatie, even later in het kantoor van het bedrijf, hoeft niet lang te duren. Vorstelman en Van den Ende zijn eensgezind in hun oordeel: geslaagd. „Eigenlijk is alles goed gegaan”, zegt Van den Ende. „Verbeterpunten zijn er niet.”

Een dikke lach breekt door op het gezicht van Gert-Jan. „Hoe voel je je nu?” vraagt Vorstelman. Het antwoord laat zich raden. „Opgelucht.”

----

„Het liefst werk ik met een trekker”

Hoe vond je het?

„Het ging wel goed volgens mij. Het begin vond ik het lastigst, toen moest ik er even inkomen. Maar toen ik eenmaal bezig was, ging het wel.”

Je kent het werk. Was dit anders dan anders?

„Ik kende het land hier niet echt, en ook de trekker niet. Ik ben zelf wel een iets grotere trekker gewend en ook een grotere giertank. Maar verder is het werk ongeveer hetzelfde.”

Wat ga je hierna doen?

„Het liefst ga ik nog één dag naar school en vier dagen werken, liefst iets met een trekker. En later wil ik graag op het akkerbouwbedrijf van mijn vader gaan werken.”