Risamasu is uitgenodigd voor een debat over (top)sport, met leerlingen van 5 havo en 6 vwo in het kader van het vak maatschappij­leer. Ze horen de voormalige voetballer vertellen over zijn voetbalcarrière en dat hij ook op zondag voetbalde. „Dat hoorde bij mijn werk. Ik probeerde wel eerst naar de kerk te gaan, maar vaak lukte dat niet.”

Het blijft na deze woorden even stil in de aula. De logische vraag of je als christen op zondag mag voetballen, hangt in de lucht. Debatleider Riekelt Pasterkamp stelt hem dan ook. „Voetbal was mijn werk, en het kwam niet in de plaats van mijn geloof in God”, rea­geert Risamasu. „Daarnaast gingen er regelmatig jongens van de club mee naar de kerk. Zo zijn ze toch onder het Woord gekomen.” Hij stopte met voet­ballen toen hij voor de derde keer geopereerd moest worden na een blessure.

Weinig nut

Hoe de leerlingen denken over voetballen op zondag, wordt tijdens het debat niet echt duidelijk. Het gesprek verschuift namelijk al snel naar de vraag of sport wel of niet verkeerd is. Ds. R. van Kooten, predikant van de hersteld hervormde gemeente in Apeldoorn, wijst de jongeren op Paulus. „Het is opvallend dat de apostel geen voorbeelden gebruikt uit de toenmalige theaterwereld. Maar hij neemt wel voorbeelden uit de sportwereld en gebruikt die uitsluitend in positieve zin.”

De verkeerde uitleg van een Bijbeltekst heeft er volgens de predikant toe geleid dat er binnen de reformatorische gezindte negatief gedacht wordt over sport. Hij doelt op 1 Timotheüs 4:8. „„Want de lichamelijke oefening is tot weinig nut”, zegt Paulus daar. Alsof lichamelijke inspanning geen nut heeft. Maar de apostel doelt op ascetische oefeningen zoals vasten tot je heel mager bent, om zo heiliger te kunnen leven.”

Gymleraar Liefting knikt instemmend. „Daar komt nog bij dat veel mensen denken dat lichaam en ziel twee afzonderlijke dingen zijn: de ziel is belangrijk, het lichaam niet. Weliswaar scheidt de dood deze twee, maar bij de opstanding zal het lichaam ook opstaan. Daarom krijg ik altijd de kriebels als mensen spreken over een ”stoffelijk overschot”. Dat is volgens mij fout.”

Ook zou berichtgeving rond sport meer richting moeten geven aan de gereformeerde gezindte, vindt Liefting. Hij deed onderzoek naar artikelen over sport in deze krant van 1990 tot 2000. „Ze zijn allemaal geschreven rond een groot toernooi met alle uitwassen daaromheen. Dat drukt een stempel op de sport in het algemeen. Ik ben niet één richtinggevend en op­bouwend artikel over sport tegengekomen.”

Groentetuin

De forumleden zitten redelijk op dezelfde lijn: sporten op zich is niet verkeerd. Alle aanwezigen –ook de leerlingen– zijn het dan ook eens met de stelling dat een christen zijn lichaam gezond en fit moet houden. Liefting wil daar wel iets bij aantekenen. „Dat hoeft niet per se met sport. Werken in je groentetuin is ook een goede manier om gezond te blijven.”

Risamasu krijgt de vraag hoe hij nu fit blijft. „Toen ik voetbalde, kon ik alles eten wat ik wilde zonder dat ik dik werd. Toen ik stopte, bleef ik hetzelfde eten. Binnen een jaar kwam ik 14 kilo aan. Gelukkig is daar nu weer 10 kilo af, maar ik wil maar zeggen dat het gaat om het totaalplaatje. Het gaat niet alleen om beweging, maar ook om wat je eet en drinkt.”

Enkele jongeren worden naar voren geroepen met de vraag waarom ze voor een teamsport gekozen hebben. „Zaalvoetbal is technisch een mooi spel”, zegt de eerste. „Volleybal is gewoon leuk”, reageert de tweede, een meisje. „Ik zit op voetbal omdat mijn ouders dat wilden”, reageert een derde.

Vanuit de zaal komt een vraag. Of Levi Risamasu zich bewust was van het feit dat hij een te belangrijke rol speelde in het leven van supporters. „Eerlijk gezegd niet”, reageert de voormalige voetballer. „Je doet je best voor de supporters, daar sta je verder niet bij stil.”

Ds. Van Kooten geeft de jongeren een laatste advies mee. „Bij alles wat je doet, moet je beseffen dat de zonde niet in de dingen om je heen zit, maar in jezelf. Doe geen dingen waarbij je de vrijheid van je geweten op het spel zet. Het trieste van sport is dat alleen de nummer 1, 2 en 3 iets winnen. De nummer 4 is te betreuren. In Gods Koninkrijk gaat het anders. Daar wint iedereen die de loopbaan loopt. Hoe? Als je het leven verliest, zul je het vinden.”