„Ik heb in totaal een halfuurtje mijn ogen dichtgedaan", zegt Lisanne. Manouk heeft zelfs helemaal niet geslapen. Veel te gezellig en te koud.
De meiden deden mee met de actie "Nacht zonder dak" van stichting Tear. Door een nachtje buiten te slapen op het plein van de gereformeerde kerk in VoortÂhuizen haalden ze geld op voor straatkinderen in Bolivia.
„Ik vroeg me af hoe het voor hen was om niet naar binnen te kunnen", zegt Lisanne. „Daarom heb ik meegedaan." „Het was een leuke ervaring", zegt Manouk. „De hele nacht was de vuurkorf aan.
Daar zijn we met z'n allen naast gaan zitten."
De ruim dertig jongeren hadden de opdracht gekregen om buiten te blijven, zoals straatkinderen dat moeten. Spannend? Manouk: „In het begin wel. Ze zeiden dat het 10 graden onder nul zou worden, maar dat viel gelukkig nog iets mee."
Lisanne: „We hadden allemaal dozen gemaakt om in te slapen, maar het was veel te koud om daar in te gaan liggen. Ik voelde de tocht gewoon in mijn lichaam trekken, ook al had ik me goed inÂgepakt met thermobroek, spijkerÂbroek, jas, coltrui, T-shirt, hemdje en snowboots."
Manouk: „Ik had eerder een koude nacht buiten geslapen, met de scouting. Ik wist dus waar ik me op moest voorbereiden en had een dikke slaapzak meegenomen." Om de jongeren een beetje warm te houden, werd er aan het begin van de avond warme soep, choÂcolademelk en koffie geserveerd.
Toch heeft niet iedereen zich aan de opdracht gehouden om buiten te blijven. Lisanne: „Sommigen zijn in de kerk gaan slapen, omdat het te koud was. Anderen kropen in een grote tent die op het terrein stond. Alleen twee jongen die hun doos bekleed hadden met thermoÂpapier hadden het buiten warm genoeg om door te slapen."
De meiden hebben geld ingezaÂmeld door met een sponsorlijst langs de Nijkerkse deuren te gaan en bedrijven om geld te vragen.
Ook familie en vrienden werden benaderd. In totaal is er zo'n 2400 euro opgehaald.
Het is niet het enige wat ze overgehouden hebben aan de actie. Lisanne: „M'n keel doet pijn." Manouk: „Ik ben een beetje verkouden geworden."
tekst Jacomijn Hoekman beeld EPA