Het boek, dat vrijdag uitkwam, is geschreven voor en door jongeren. De auteurs, Ilanda de Dood en Carla van Wensen, hebben zelf veel ervaring met stotteraars. De eerste omdat ze logopedist-stottertherapeut bij Stotterinterventiecentrum Alkmaar is. De tweede omdat ze vroeger zelf stotterde en een praktijk heeft voor integrale kindertherapie.

„Stotteren is, op zijn zachtst gezegd, niet leuk”, schrijven de twee. „Niet kunnen zeggen, of moeilijk kunnen zeggen, wat je bedoelt en voelt, kan er namelijk voor zorgen dat je je alleen voelt of het kan je zelfvertrouwen een deuk geven.”

Met het boek proberen ze daarom jonge stotteraars een steuntje in de rug te geven. Ze leggen uit waar het stotteren vandaan kan komen –vaak gaat het om een aangeboren aanleg ervoor– en hoe je er op een goede manier mee kunt omgaan. Het boek is vlot geschreven. Wat daarbij helpt is dat de auteurs bij elk hoofdstuk een paar opdrachten meegeven aan stotterende lezers. Ook staan er leuke en treffende oneliners in, tips en ervaringsverhalen van stotteraars.

Nog een weetje voor niet-stotteraars: Weet je dat veel jongeren die stotteren vloeiend praten als ze alleen zijn? Hun omgeving heeft dus alles te maken met hun spraakproblemen. Maak hen dus niet zenuwachtiger dan ze zijn en laat stotteraars gewoon uitpraten zonder hen uit te lachen.

-

Boekinformatie: ”Stotteren doe je niet alleen”, Ilanda de Dood en Carla van Wensen; uitg. SWP, Amsterdam, 2013; ISBN 978 90 885 0432 7; 96 blz.; € 15,95.


-

Fien (16) komt in het boek aan het woord:

„Ik stotter al sinds ik kan praten. (...) Ik maakte me altijd druk over wat andere mensen ervan zouden denken. Op school las ik nooit hardop voor, stak nooit mijn vinger op om te antwoorden als ik wist dat ik dan zou gaan stotteren. Ik voelde me heel onzeker. Bij mensen die ik totaal niet ken, durf ik alles te vragen en zeggen, die kennen me toch niet en die zie ik nooit meer. Maar het heeft ook met leeftijd te maken, want bijvoorbeeld bij een knappe jongen van mijn leeftijd of ouder die ik niet ken, durf ik het denk ik weer niet.

Op school let ik er wel erg op. De hele dag ben ik bezig met wat ik zeg en dat niemand het hoort als ik stotter, maar veel minder dan eerst. Nu zit ik in de derde en heb een leuke en vertrouwde klas, dus durf ik alles te zeggen wat ik wil, met of zonder stotters. (...) Bij mensen die ik een beetje ken (...) lijkt het soms net of ik niet helemaal goed ben. Zij hebben dan ook niet in de gaten dat ik aan het stotteren ben, als ik met mijn ogen knijp of aparte geluidjes maak. (...)

Ik vind het belangrijk om er luchtig mee om te gaan, er open over te zijn, er ook om te kunnen lachen en grapjes erover te kunnen maken. Sinds ik bij de stottertherapeut kom, stotter ik veel minder en heb meer zelfvertrouwen. Ik zeg wat ik wil en mensen moeten me maar accepteren zoals ik ben. Als je je ervoor schaamt, ben je alleen maar ongelukkig. Maar soms durf ik toch nog niet alles te zeggen tegen mensen bij wie ik me bijvoorbeeld onzeker voel. Dan wordt het stotteren ook erger.”