„In 1980 overleed mijn moeder aan kanker. Kort daarna kreeg ik lichamelijke klachten. Omdat ik ergens had gelezen dat kanker erfelijk is, dacht ik dat ik de ziekte ook had. Het duurde me te lang voor ik de onderzoeksuitslagen van het ziekenhuis kreeg, dus ging ik naar een alternatieve genezer. Een kennis had hem mij aangeraden en volgens haar was hij een christen.
Ik hoefde die man niets over mijn klachten te vertellen. „Ik wil alleen je ring even lenen", zei hij. De ring liet hij aan een pendel heen en weer bewegen boven een kaart van het menselijk lichaam. Hij noemde de klachten op die ik had en het klopte precies. Het bleek niet de gevreesde ziekte te zijn.
Ik heb de Heere gedankt, zo opgelucht was ik. Wel moest ik verschillende keren terugkomen. Ik slikte zijn medicijnen. Ook maakte hij met zijn handen strijkende bewegingen boven mij, waarbij ik een warme gloed voelde. Hij sloeg zijn handen af en klaar was het."
Zuurkoolsap
„Later nam ik ook mijn zoon en dochter mee. Zij moesten eveneens hun ring aan hem geven. Mijn zoon gaf zijn vriendschapsring, die hij kort daarvoor van zijn vriendin had gekregen. Gek genoeg noemde de man vervolgens de gezondheidsklachten van zijn vriendin op, en niet die van mijn zoon. Mijn kinderen zijn daarna afgehaakt.
Op een gegeven moment ben ik ook weggegaan. Dat kwam omdat de genezer mij vertelde dat zijn zoon op zijn werk ten onrechte was ontslagen. Hij vloekte daarbij zo dat ik dacht: „Als dit een christen is, is iedereen het."
Kort daarna ben ik naar een andere genezer gegaan. Die man gaf mij een rugbehandeling waardoor ik een paar dagen niet heb kunnen lopen.
De derde genezer was een iriscopist. Hij kon aan bepaalde lijnen in mijn iris zien welke klachten ik had.
Via iemand uit de kerk hoorde ik van genezer nummer vier, die heel kundig moest zijn. Hij had een
Bijbel op tafel liggen en Bijbelteksten aan de muur hangen. Die genezer adviseerde me voor mijn maagklachten zuurkoolsap te drinken. Met een maagbloeding werd ik in het ziekenhuis opgenomen. Maar ik bleef zijn medicijnen innemen, omdat ik er geloof aan hechtte."
Vreselijke angst
„Ik ging me bezighouden met sterrenkunde. Omdat ik een moestuintje wilde, kocht ik boeken die me vertelden dat ik bij bepaalde maan- en sterrenstanden moest zaaien om zo veel mogelijk resultaat te krijgen.
Voor mijn jongste zoon kocht ik duivelspoppetjes om mee te spelen. Zelf las ik horoscopen.
Er staat ergens in de Bijbel dat mensen met blindheid geslagen zijn, dat was bij mij ook zo. Ik voelde me op m'n gemak bij de genezers die ik bezocht. Ik kreeg een band met hen. Het stelde me gerust dat ik andere reformatorische christenen in de wachtÂkamers tegenkwam. We raadden elkaar daar genezers aan.
Ik had niet door dat ik iets fout deed. Nog altijd zag ik mezelf als een goed christen en was ik erg actief in de kerk. Op een gegeven moment begon ik een boekje over engelen te schrijven, waarin ik ook de gevallen engelen noemde. Toen overviel me een verschrikkelijke angst. Ik durfde niet meer alleen thuis te zijn. Als ik naar buiten keek, zag ik iets achter een struik. 's Nachts werd ik wakker en zag ik iemand aan het voeteneinde van het bed staan.
Ik was niet de enige die doorhad dat er iets mis was. Ook mijn man merkte een aanwezigheid.
Ik was depressief, bang voor het donker en had het altijd koud. Ik had veel last van stemmingswisselingen en kon vreselijk boos worden over onbenullige dingen. En altijd was daar die vreselijke angst. Ik kon er niet mee leven
en ben links en rechts gaan bellen om hulp."
Dit is het eerste deel van het verhaal van Mout-van der Linden. Zie "Er is geen grijs gebied" voor deel twee.
Mout-van der Linden heeft haar ervaringen met occultisme beschreven in "De strik ontkomen", uitg. De Banier, Apeldoorn.
tekst Jacomijn Hoekman
beeld RD, Henk Visscher