Het is eeuwen geleden dat Emden een begrip was voor ontelbaar veel Nederlanders. In Emden was veiligheid voor hen die de dwaling hartgrondig haatten en de waarheid even hartstochtelijk omhelsden. Daar, in het Noord-Duitse stadje werd de kerk van Nederland georganiseerd.
Dat Emden zo veel gastvrijheid bood aan tientallen (om niet te zeggen honderden) geloofsvluchtelingen uit de Lage Landen bij de zee, kwam mede door de invloed van de Poolse edelman Johannes à Lasco, die door de gravin van Oost-Friesland tot superintendent (opzichter) werd benoemd. Hij organiseerde het kerkelijke leven op reformatorische leest.
Dat stadje bij de Dollard, aan de monding van de Eems, was vorige week opnieuw de opvangplek van een twintigtal predikers uit de Nederlanden. De mannenbroeders werden bijgeschoold. Huisartsen moeten jaarlijks worden bijgeschoold. Voor predikers zou dit ook moeten gelden. Daarom is het goed om zo nu en dan -te midden van alle drukte en ambtelijke ’onmisbaarheid’- tijd te nemen om bijgeschoold te worden.
Het ging over de vraag hoe theologie en pastorie zich tot elkaar verhouden. Als voorganger in Gods gemeente dien je uit de oude schat van Gods onfeilbaar Woord nieuwe en oude schatten op te delven. Daar hebben wij de Geest voor nodig. Daar hebben wij stilte en concentratie voor nodig. Daarbij is het gebedsleven onontbeerlijk. Ook neemt studiezin geen geringe plaats in.
We luisterden naar vier lezingen met daaraan gekoppeld vier werkcolleges. De eerste lezing spijkerde onze kennis van de theologie in algemene zin bij, voornamelijk op het terrein van de dogmatiek, de leer. Het stukje dat we lazen ging over het aangezicht van God en dat daarin leven en vrede is.
De tweede lezing ging over de nood van de prediking, en hoe we als dienaren van Gods Woord daarmee om moeten en kunnen gaan. We werden daarna geoefend in het luisteren naar de Schrift. Niet eerst naar een Bijbelverklaring, maar biddend luisteren: wat zegt dit Schriftwoord mij? Verder: hoe zou een huismoeder en hoe zou een catechisant dit Schriftgedeelte horen?
De derde lezing ging specifiek over het Oude Testament, dat door velen wordt gezien als verouderd, maar dat in de 21e eeuw toch actueel is. We lazen vervolgens over David, hoe hij als koning van Israël, en als man naar Gods hart, toch geen Messias was, en ook niet als Messias kon worden verheerlijkt. Alle vergoddelijking is de Schrift vreemd. David is -vooral aan het eind van zijn leven blijkt dat- maar een nietig mannetje uit het stof verrezen (om het met Calvijn te zeggen), en op hem kon Gods volk niet bouwen. Wel op zijn grote Zoon!
De laatste lezing ging over de ethiek, het Bijbels leven voor Gods ogen. „Wat wilt Gij dat ik doen zal?” We leven als christenkerk in het midden van een onchristelijke en zelfs antichristelijke wereld. Mensen vragen niet naar en geven niets om wat God ons voorhoudt in Zijn heilzame geboden. Hoe kunnen we als gemeente van Jezus Christus in het midden van alle chaos en verloedering op zedelijk terrein ’onze’ stem effectief laten klinken?
Tijdens het werkcollege waarmee de Emdense conferentie vrijdagmorgen afsloot, bespraken we hoe de opstanding van Jezus Christus het uitgangspunt mag zijn van christelijke ethiek.
Het is een goede gedachte om predikanten te behandelen als huisartsen: we houden onze ’bevoegdheid’ niet wanneer we ons niet jaarlijks laten bijscholen. En hoeveel is er, vanuit Gods heerlijk Woord, niet te bestuderen!
Lezers die in een kerkenraad zitting hebben, geeft u er acht op dat de dienaar van het Woord in uw gemeente blijft studeren? Gemeenteleden die dit lezen, bid voor uw herders dat ze waarlijk leraren mogen zijn en blijven.
Ds. W. Pieters, Garderen