De receptionist in het hotel was er één.
De kok op het dakterras.
Het meisje dat aan de oevers van de Nijl drankjes serveerde.
Eritreeërs.
Gelukszoekers.
Ze werkten in Khartoem, de hoofdstad van Sudan. Enkele weken, maanden, jaren eerder waren ze vanuit Eritrea heimelijk de grens overgestoken, de woestijn van Sudan in, op naar Khartoem. Daar probeerden ze genoeg bij elkaar te sparen voor het volgende reisdoel: Libië. Om vandaar de finale overtocht naar Europa te wagen.
Het is alweer twee jaar geleden dat ze mijn pad kruisten. Soms denk je: waar zullen ze nu zitten? Nog altijd in stoffig Khartoem, werkend in een of ander restaurant? Al in chaotisch Libië, onder de hete adem van rivaliserende milities, waaronder terreurgroep IS? Of hebben ze de grote oversteek inmiddels gewaagd? Zitten ze in Nederland? Zou kunnen.
In het publieke debat rond de vluchtelingenproblematiek heten deze Eritreeërs wellicht geen gelukszoekers, alhoewel het er natuurlijk maar van afhangt wie je treft. Eritreeërs krijgen vrijwel zonder uitzondering een verblijfsvergunning, omdat ze vanonder een repressief regime komen weglopen.
Maar is het nu wel juist om hen geen gelukszoekers te noemen? Natuurlijk waren ze dat wel: die receptionist, die kok en die bediende in Khartoem. Ze hoopten buiten Eritrea immers gelukkiger te worden. Alle vluchtelingen zijn in feite gelukszoekers. Sterker nog: ieder mens.
En daarom slaat de term ook nergens op. Afkeurend gemurmel over ”gelukszoekers” is net zo vreemd als smalend spreken over baby’s die willen drinken. Bovendien: alle Nederlanders die in de vorige eeuw naar Canada trokken, in de hoop op een beter bestaan, noemen we toch ook geen gelukszoekers?
Het gaat er niet om te ontkennen dat een belangrijk deel van de asielzoekers primair om economische redenen naar Europa is getrokken. Het is reëel om dat te benoemen, en ook Eritreeërs hoeven wellicht niet per se helemaal naar Europa te vluchten.
Het gaat om de term die je op die mensen plakt. ”Gelukszoeker” is niet alleen volkomen nietszeggend, maar ook zelfgenoegzaam en neerbuigend. Het zegt dat wij het geluk al hebben, maar dat zij het nog moeten zoeken. Bij ons. Maar dat gunnen we hun dan weer niet. Brr... een gelukszoeker.
Het gebruik van termen is niet waardevrij. Daarom spreekt deze krant ook liever niet van ”weigerambtenaar”, om maar iets te noemen. Badinerende termen ontmenselijken, zodat het makkelijker wordt tegen de gelabelde groepen aan te schoppen.
Gelukszoekers worden profiteurs, want dat bedoelen we eigenlijk. En dan zijn het geen mensen meer zoals wij.