Van dinsdag tot en met donderdag vindt de jaarlijkse CSFR-conferentie plaats in het Gelderse Lievelde. Woensdag werden twee lezingen gegeven rondom het thema ”Nachtwacht of Netflix”: ”A Game of Thrones”. Tijdens deze lezingen werd nagedacht over verschillende klassieke en moderne kunstvormen. De lezingen trokken zo’n zeventig studenten.

Valk, die een minor film ontwikkelde aan de Christelijke Hogeschool Ede, hield een interactieve lezing over speelfilms met als titel: ”Verlicht vermaak. Kunst voor de massa”. De lezing had als doel om de raakvlakken tussen kunst en religie in speelfilms duidelijk te maken. „Ik geef geen religieuze regels voor hoe je films kunt beoordelen.”

Films zijn volgens Valk een kunstvorm. „De film heeft zich als kunstvorm ontworsteld aan de fotografie. De zogenaamde Europese arthouse-films ontstaan uit een creatief idee.” In Amerika worden films echter veelal gezien als vermaak. „Films worden gemaakt door grote maatschappijen, waarbij vooral wordt gekeken hoeveel geld ze opleveren.”

Helden doorlopen in een film vaak hetzelfde scenario, volgens Valk. „Er zijn enkele vaste elementen die vaak terugkomen, zoals het sterven en opstaan uit de dood van de held. Daar ligt 
een raakvlak tussen film als kunstvorm en geloof.”

Een ander raakvlak met geloof is dat films kunnen laten zien dat mensen in staat zijn te veranderen, aldus Valk. „Hoofdpersonen, mensen zoals jij en ik, leven in films vaak niet ten volle. Er is een probleem dat moet worden opgelost. De hoofdpersoon heeft een interne verandering nodig, iets van een bekering.”

Raakvlakken

Dichter en schrijver Willem-Jan Otten herkent sterk de raakvlakken tussen films en geloof, aldus Valk. „In films is volgens Otten het religieuze aanwezig omdat hoofdpersonen veranderen en het publiek mee verandert. Mensen kunnen zich herkennen in de filmkarakters. Otten ziet films als de bewaarplaats van verhalen.”

Wouter Prins, curator van het Museum voor Religieuze Kunst in Uden, dacht met de studenten na over het tijdloze van kunst. In de kunstgeschiedenis werd veelal gedacht dat kunst een ontwikkeling doormaakt, aldus Prins. „De kunstgeschiedenis heeft de neiging veel in te delen, men ziet de ontwikkeling van kunst als een soort parcours. Kunst werd steeds abstracter en steeds persoonlijker.”

Abstracte kunst

Na 1980 is er volgens Prins geen lijn meer te ontdekken in de kunst. „Kunstenaars zijn nu minder gemakkelijk in te delen in stromingen.”

In de abstracte kunst van de twintigste eeuw wordt de kunstenaar een schepper die op een nieuwe manier de wereld moet ordenen, aldus Prins. „Het kunstwerk wordt een improvisatie, waarbij gewerkt wordt vanuit kleur, vorm of beweging.”

In het afbeelden van het goddelijke lijkt zich een ontwikkeling af te tekenen. „Dan wordt God niet meer afgebeeld als Vader –dat oude beeld volstaat niet– maar bijvoorbeeld als licht of als de kosmos.”